niet eens het stof dat op mijn schoenen zit mee opzuigen.’
‘Grotere hebben we niet’, zei de baas. ‘Maar waarom gaat U niet naar de stofzuigerfabriek waar de stofzuigers gemaakt worden?’ Dat was een idee. De baas van de winkel legde uit waar die stofzuigerfabriek was en de reus en de reuzin er naar toe. De directeur van de stofzuigerfabriek kwam hen buiten tegemoet en zei:
‘Ik heb er al van gehoord. U wilt een grote stofzuiger hebben, de grootste stofzuiger die er bestaat, de grootste stofzuiger ter wereld.’
‘Ja, dat wil ik’, antwoordde de reuzin. ‘En kán dat?’
‘Natuurlijk kan dat’, riep de directeur uit. ‘Wij zullen wel eens laten zien wat wij kunnen. Over drie dagen komt U terug en dan hebben wij voor U de allergrootste stofzuiger van de wereld gemaakt.’
Nu, dat was dan afgesproken. De twee reuzen keerden naar huis terug en drie dagen later gingen ze opnieuw naar de stad en naar de stofzuigerfabriek. Nauwelijks waren ze daar aangekomen, of vijftig werklieden droegen de stofzuiger naar buiten, de grootste stofzuiger ter wereld. Hij was zo groot, dat zelfs de reuzin tegen hem op moest kijken, wanneer hij rechtop stond.
‘Is hij niet een beetje al te groot?’ vroeg ze.
‘Wat nu!’ riep de directeur uit. ‘Ik maak de grootste stofzuiger ter wereld voor U en nu zult U hem nog te groot vinden ook! Bent U een reuzin of bent U geen reuzin?’
‘Ja, ik ben een reuzin, dat is waar’, zei de reuzin en ze betaalde de directeur en samen met haar man, die zuchtend en blazend de reuzestofzuiger over zijn schouder droeg, ging ze weer huiswaarts.
‘En nu zuigen, nu al het stof opzuigen’, zei de reuzin toen ze thuis waren. Ze zette de stofzuiger aan en hij zoog, hij zoog, hij