Hij had een paar uur gewandeld toen hij in de buurt van een dorp een man langs de kant van de weg zag zitten. Het was een man in eenvoudige werkkleren die somber voor zich uitstaarde.
‘Goedenmiddag’, zei de wasknijper tegen de man. ‘Waarom kijkt U zo somber? Kan ik iets voor U doen?’
De man keek op en antwoordde:
‘Wat zou zo'n kleine houten wasknijper nu voor mij kunnen doen?’
‘Dat weet je nooit’, zei de wasknijper, ‘en bovendien is het altijd goed om je hart eens uit te storten.’
‘Dat is waar’, zei de man, ‘laat ik mijn hart dan maar eens uitstorten.’ En hij vertelde dat hij meubelmaker was, maar dat hij de laatste jaren alleen nog maar tafels met kromme poten en scheve stoelen had gemaakt en kasten die omvielen als je er al naar keek. Dat kwam doordat hij een vrouw had die van vroeg tot laat tegen hem praatte. Ze stond de hele dag in de deur van zijn werkplaats en zij babbelde en babbelde dat de arme meubelmaker er helemaal zenuwachtig van werd en geen enkel meubel meer recht in elkaar kon timmeren.
‘Het is een goede vrouw’, zei de meubelmaker, ‘maar wat ik ook doe of zeg, ze houdt niet op met babbelen. En omdat ik daardoor alleen nog maar scheve meubelen maak, kopen de mensen die meubelen niet meer en worden we hoe langer hoe armer. Vanmiddag ben ik maar even weggelopen om na te denken. Maar ik weet niet wat ik doen moet.’
‘O nee’, zei de wasknijper, ‘maar ik wel. Neemt U me maar even mee naar Uw huis en werkplaats, dan zal ik wel voor een oplossing zorgen.’
De man keek twijfelend naar de wasknijper, maar haalde tenslotte zijn schouders op en ging de wasknijper voor naar zijn huis