‘Goed’, zei Bastiaan, ‘dan ga ik wel even naar de oude Paashaas toe.’
Dat deed hij en hij vroeg wat nu het werk van een Paashaas of Paaskonijn was.
‘Het is een verschrikkelijk werk’, zei de Paashaas. ‘Ik ben blij dat ik niet meer hoef. Au! Tja, dat is de reumatiek die ik verleden jaar heb opgelopen toen ik in het holst van de nacht eieren zat te schilderen.’
‘Aha’, zei Bastiaan, ‘dus een Paaskonijn moet eieren schilderen.’ ‘Altijd maar eieren schilderen’, antwoordde de Paashaas. ‘Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en van 's avonds laat tot 's morgens vroeg.’
‘Kun je je daar dan niet bij laten helpen?’ vroeg het Paaskonijn.
‘O nee, dat mag niet’, zei de Paashaas. ‘Je mag je wel laten helpen met het eieren halen en het kopen van verf, maar het verven en verstoppen van de eieren, dàt moet je zelf doen. Dat hoort nu eenmaal zo, anders ben je geen echte Paashaas.’
‘Dan zal het wel moeten want ik wil een echt Paaskonijn worden’, zei Bastiaan. ‘Dus: eieren halen, verf kopen, eieren schilderen en verstoppen voor de kinderen?’
‘Dat is het’, zei de Paashaas, ‘en je mag wel opschieten, want veel tijd is er niet meer. En o ja, je moet de eieren natuurlijk eerst hard koken. Maar daar mag je je weer bij laten helpen.’
Bastiaan bedankte de Paashaas. Teruggekomen bij de konijnen, stuurde hij onmiddellijk vijf en twintig helpers naar de stad om potten verf te kopen en samen met vijf en twintig andere helpers ging hij alle kippen van alle boerderijen langs om de eieren-voor-Pasen op te halen. Daarna werden de eieren gekookt en moest hij beginnen met verven, helemaal in zijn eentje. Hij verfde wel duizenden eieren in de komende dagen en nachten. Hij verfde ze