De dichter en het afscheid van de jeugd(1958)–Hans Andreus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] En voor den eten, 's middags, werd de zegen... En voor den eten, 's middags, werd de zegen Gevraagd van ‘Vader, die al 't leven voedt’, En die zoo trouw ‘ons spijzigt met het goed’. Dat wìj wèl ‘van Zijn milde hand verkregen’. Hij gaf de zon, en, als 't moest zijn, de regen; En deden we onze plicht met vroom gemoed, En leerden braaf en waren altijd zoet, Zou Hij ons leiden op al onze wegen. En vlak na 't bidden praatte je niet hard; 'T was of een heel fijn, een heel prachtig ding Rondom het eten over tafel hing; En dankbaar was ik dan met heel mijn hart, Dat we zoo prettig bij elkander zaten; Behalve 's Maandags, als we zuurkool aten. Adwaita (Johan Andreas Dèr Mouw) Verzamelde werken, G.A. van Oorschot, Amsterdam Vorige Volgende