De dichter en het afscheid van de jeugd(1958)–Hans Andreus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Leeg is het graf der jeugd Waarom dan kwam hij hier? hij legt het voorhoofd aan den harden muur, zijn wang rust aan het ruige wingerdblad. maar dan, alsof hij zich vergrepen had aan 't dierbaarst deel van zijn herinnering, hoort hij zijn moeders stem die hem bezworen en gewaarschuwd had: ‘keer nooit weerom, zie naar uw jeugd niet om; geen ding houdt stand dan in d'erinnering; het beest dat in zijn langen winterslaap een schuwe salamander lijkt, spuwt bij het weerzien het venijn der slang’, en opziend naar het raam waar achter hij geslapen had met 't eerste lijf dat in zijn handen viel, maakt hij zich los van den bemosten muur. Een afscheid dus? een afscheid, en voorgoed. ‘de mensch moet verder gaan’, had zij gezegd, ‘als het verleden trekt, zoek dan een land, dat niemand heeft begaan, zoek naar den leegen weg’. [pagina 25] [p. 25] ‘geen weg, geen pad, had hij terug gezegd, of 'k zie er sporen staan sinds menschenheugenis’, maar met een glimlach wees zij op de maan die alle sporen wischt. toen brak hij op en liep het tuinpad af. er vloeide vocht uit den verweerden muur, en in 't voorbijgaan las hij op de deur waar eens de naam zijns vaders had gestaan een harden dooden naam. H. Marsman Tempel en kruis, Verzamelde gedichten, Em. Querido, Amsterdam Vorige Volgende