Sprookjes. Werelduitgave. Deel 3
(1928)–Hans Christian Andersen– Auteursrecht onbekend
[pagina 53]
| |
‘HE IS EEN ALLERVREESELIJKSTE GESCHIEDENIS,’ ZEI EEN KIP
| |
[pagina 54]
| |
HET is een allervreeselijkste geschiedenis,’ zei een kip, en die was juist aan dien kant van het dorp, waar de geschiedenis niet was voorgevallen. ‘Het is een allervreeselijkste geschiedenis in het kippenhok. Ik zou niet alleen durven slapen van nacht; het is goed, dat wij met zoovéél op stok zijn!’ En toen vertelde zij iets zóó verschrikkelijks, dat de veêren van de andere kippen te berge rezen, en de haan zijn kam liet vallen. Het is vast en zeker! | |
[pagina 55]
| |
- Maar wij zullen met het begin beginnen en dat was aan den anderen kant van het dorp ook in een kippenhok. De zon ging onder en de kippen vlogen op stok. Een er van, witveêrig en kortpootig,
een in alle opzichten respektabele kip, die alle dagen haar gereglementeerde ei legde, pluisde zich toen zij op stok kwam met haar snavel en toen viel er een veêrtje. ‘Daar ging het!’ zei ze, ‘hoe meer ik mij pluis, hoe mooier ik word!’ En dat zei ze in een vroolijke bui, want zij was het fleurige element onder de kippen, en zooals ik gezegd heb, overigens in de hoogste mate respektabel. En toen sliep ze in. Het was donker rondom; ze zaten kip aan kip, maar degeen die het dichtst bij zat, sliep niet; ze hoorde en ze hoorde niet, juist zooals men op deze wereld doen moet, om een rustig leven te hebben. Maar haar andere buurvrouw moest zij het toch even oververtellen. ‘Hoorde je wat daar gezegd werd? ik noem geen namen, maar er is hier een kip die zich de veêren uit wil plukken om er goed uit te zien. Als ik de haan was zou ik haar verachten!’ Boven het kippenhok zat de uil met den uileman en de uilekinderen.In die familie hebben ze goede ooren. Zij hoorden ieder woord dat de buurkip zei en knipten met hun oogen; en de uilemoeder waaierde zich met haar vleugels. ‘Luister maar niet! Maar je hebt toch zeker wel gehoord wat er gezegd is? Ik heb het met mijn eigen ooren gehoord en men kan heel wat hooren vóórdat ze afvallen! Er is een van de kippen, die in zulke mate vergeet, wat voor een hen past, dat zij al haar veêren zit uit te plukken en er den haan naar laat kijken.’ ‘Prenez-garde aux enfants!’ zei de uilevader, ‘dat is niets voor de kinderen!’ | |
[pagina 56]
| |
‘Ik wil het toch tenminste aan uilebuur vertellen! Hij is zoo'n achtenswaardige uil in den omgang!’ zei moeder en weg vloog ze. ‘Hoe-oe-oe-oe!’ riepen ze allebei tegelijk tegen de duiven in de duiventildie er vlak bij was. ‘Heb je het gehoord? Heb je het gehoord? Hoe-oe! Er is een hen die zich alle veêren heeft uitgeplukt alléén om den haan, en ze zal wel doodvriezen als ze nog niet dood is, hoe-hoe!’ ‘Waar, waar?’ kirden de duiven. ‘In buurvrouw's tuin, ik heb het zoo goed als zelf gezien! Het is haast geen geschiedenis om te vertellen. Maar het is vast en zeker!’ En de duiven kirden naar het kippenhok: ‘'t Is waar,'t is waar, geloof het maar. Er is een kip, ja, sommigen zeggen zelfs, dat er twee zijn, die alle veêren hebben uitgeplukt, om er niet uit te zien zooals de anderen, en op die manier de attentie te trekken van den haan. Dat is een gevaarlijk spel want men kan verkouden worden en sterven aan de koorts, en ze zijn allebei dood!’ ‘Wordt wakker, wordt wakker!’ kraaide de haan, en hij vloog op de schutting. De slaap zat nog in zijn oogen, maar toch kraaide hij: ‘Er zijn drie hennen gestorven van liefde voor een haan, ze hebben zich alle veêren uitgeplukt; het is een nare geschiedenis, ik wil haar niet bij mij houden. Laat verder gaan!’ ‘Laat verder gaan!’ piepten de vleêrmuizen, en de kippen kakelden en de hanen kraaiden: ‘Laat verder gaan! laat verder gaan!’ en zoo deed de geschiedenis de ronde van het eene kippenhok naar het andere, tot zij eindelijk weêr terugkwam op de plaats van waar zij was uitgegaan. En toen heette het: ‘Er zijn vijf hennen, die, uit liefde voor den haan, | |
[pagina 57]
| |
al hun veêren hebben uitgeplukt om te zien wie de magerste was, en toen zijn ze op elkaar aangevallen en hebben elkaar doodgepikt, tot schande voor hun familie en groot verlies aan eieren.’ En de kip die het ééne losse veêrtje verloren had, kende natuurlijk haar eigen geschiedenis niet meer terug, en omdat ze een respektabele kip was, zei ze: ‘Ik veracht die hennen! maar er zijn er meer van dat slag! Zoo iets mag men niet verzwijgen, en ik zal er het mijne toe bijdragen, dat die geschiedenis in de kranten komt en zoo in het heele land bekend wordt, want dat hebben die kippen verdiend en hun familie ook!’ En het kwam in de kranten, en het werd gedrukt, en het is vast en zeker: Een enkel veêrtje kan worden tot vijf kippen. |
|