Ik zou het zo leuk vinden om hem iets te geven als hij jarig is. Wilt u het doen?’
Moeder glimlacht. Zij vindt het idee toch ook wel aardig.
Roel is natuurlijk één en al geestdrift.
‘Hè ja, Moes, doet u het? Gaan we Ruut's verjaardag vieren? En mag ik dan op die dag een paar vriendjes van school te spelen vragen?
Vader, die heeft zitten luisteren, begint plotseling luidkeels te lachen.
‘Haha, nee maar, díé is goed!’ roept hij uit, ‘in de regel is het zo, dat de jarige vriendjes vraagt maar niet een ander! Als er dus vriendjes op visite mogen komen, dan moeten het vriendjes van Ruut zijn, maar niet van jou, kerel! Ik zal vanavond naar alle honden hier in de buurt een uitnodiging sturen hoor!
Roel en Beppie juichen.
Ze denken dat vader het wérkelijk meent!
‘Hè ja,’ roepen ze, ‘een heleboel hondjes op visite als Ruut jarig is, dát is leuk! Hoera!’
Maar moeder maakt haastig een eind aan die vreugde.
‘Niets daarvan, Vader! Hoe kom je nu toch aan zulke gekke verzinsels! Of ik aan een hond en twee kinderen en een poes nog niet genoeg heb! Ik zie de herrie al!’
Vader zit stilletjes te lachen achter zijn krant.
Hij heeft het natuurlijk maar als een grapje bedoeld en hij heeft er plezier in dat moeder het voor ernst opneemt.
‘Och,’ probeert hij ernstig te zeggen, ‘och, ik vind het heus zo gek nog niet. We pakken eenvoudig voor een dag de meubels op zolder! Dan kunnen de hondjes vrij stoeien in de kamer!’
Moeder, die nu wel begrijpt dat vader maar een grapje maakt, lacht maar wat mee en zegt:
‘Nou, je bent anders dwaas genoeg om zo-iets door te zetten.’