| |
| |
| |
XII - De eerste kampdag
Han was somber en een beetje verdrietig gestemd. Over zijn arm had hij niet te klagen. Die was tamelijk gauw genezen. De pols was nog een tikje stijf en in zijn bovenarm zat nog een pijnlijke plek, maar hij droeg hem niet meer in een doek en kon hem vrij normaal gebruiken. Dat was het dus niet, wat hem verdrietig stemde.
De teleurstelling, omdat hij niet aan de grote wedstrijd kon meedoen? Och nee, daar had hij zich wel aardig overheen gezet. Er was nu eenmaal niets aan te doen en klagen en kliemen hielp immers geen zier?
Nee, het waren de houding en het gedrag van zijn vrienden en vooral van Geertjan die hem lelijk dwars zaten. Ze hadden wel steeds geinformeerd hoe het met hem ging, ze hadden hem wel moed ingesproken en hem aangespoord er voor te zorgen dat zijn kampspullen in orde zouden zijn, maar ze hadden hem in de afgelopen week toch eigenlijk aan zijn lot overgelaten.
Hij had zo echt het gevoel, dat hij er niet meer helemaal bij hoorde. Geertjan, bijvoorbeeld, was niet één avond bij hem geweest. Eén keer was hij op een middag gekomen, maar toen had hij een vreselijke haast gehad om weer weg te komen. Als Han hem vroeg 's avonds te komen of als hij een afspraak wilde maken, had Geertjan altijd een uitvlucht gehad: of hij moest naar een tante, of hij moest voor zijn vader ergens heen of hij moest nog iets leren, wat hij had verzuimd. Altijd was er wat geweest en Han had de stellige indruk gekregen, dat zijn vriend hem liever niet zag dan wel.
Onbegrijpelijk.
Han vroeg zich af, of de vriendschap bij Geertjan dan zó weinig
| |
| |
diep zat, dat hij hem rustig in de steek kon laten, nu hij toch geen wezenlijk belang meer bij de wedstrijd had. Hij kón zich dat eenvoudig niet voorstellen. Dat was toch niets voor Geertjan? Wat was vriendschap op zo'n manier dan waard? Kon hij zich zó in hem hebben vergist?
Nogal lusteloos maakte Han de laatste voorbereidselen voor de reis. Triest keek hij neer op zijn gepakte rugzak en hij bedacht, hoe vrolijk en opgewonden hij zou zijn geweest, als naast die rugzak ook zijn geliefde ‘Torenkraai’ had gelegen.
Snel kleedde hij zich uit en kroop in bed. Gauw gaan slapen. Misschien zag morgen alles er wat minder somber uit, als hij eenmaal op reis was en hij later in de grote drukte van het vliegkamp zou zijn.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, scheen de zon stralend. Prachtig weer voor de wedstrijd. Het was te hopen, dat het zo drie dagen zou blijven.
Wat opgewekter dan de vorige avond waste en kleedde hij zich. Aan het ontbijt trof hij zijn vader nog even, die hem veel plezier wenste voor de komende dagen. Moeder was één en al bedrijvigheid, vroeg steeds of hij dít wel had en dát niet had vergeten en of hij er nu wel om zou denken dat hij...
Han stelde haar lachend gerust en omhelsde haar. Heus, hij hád niets vergeten en hij zou aan alles denken wat zij hem al honderd keer op het hart had gedrukt.
Plotseling klonk er in de straat een hevig gefluit.
- Daar zijn de jongens! riep Han opspringend. Hij trok de deur open en een onweer op de trap bewees, dat de hele club naar boven kwam stormen. Een minuut later stonden ze op de overloop: Geertjan, Dolf, Joep, Bennie, Hein en Onno. Alleen Willem Lens ontbrak. Die was gebleven bij zijn mening, dat er niets aan was, als je zelf toch niet aan de wedstrijd kon deelnemen.
- Ben je klaar? vroeg Joep.
- Ja, helemaal, antwoordde Han.
- Ga mee dan en draag zelf je ‘Torenkraai’, zei Geertjan, kwasi
| |
| |
achteloos, terwijl hij zijn vriend het spiksplinternieuwe zweefvliegtuig voorhield.
Han's adem stokte...
- Mijn... ‘Torenkraai’...?
Ongelovig keek hij in zes paar glundere ogen.
- Ja, jô, je model, of dacht je soms dat ik met twee modellen aan de wedstrijd ging meedoen? lachte Geertjan.
Met twee handen greep Han het vliegtuigje beet.
- Hebben... hebben jullie...?
- Niet zeuren, ópschieten, want de trein wacht niet op ons! spoorde Dolf aan.
- Dat vind ik... verdraaid, jongens, wat vind ik dát gewéldig van!! barstte Han los, met een kleur als een pioen.
- De eer komt Geertjan toe, hoor! zei Bennie.
- Heb jíj hem gemaakt? vroeg Han, met glinsterende ogen en op dit moment vroeg hij zich af hoe hij ook maar één ogenblik zijn vriend van ontrouw had kunnen verdenken.
- Ben je mal! deed Geertjan. Met z'n vieren hoor, Joep, Dolf, Bennie en ik.
- Mam! Mam!! riep Han, buiten zichzelf van vreugde, kom eens gauw kijken! De jongens hebben een nieuw model voor mij gemaakt! Nu kan ik tóch meedoen!
Mevrouw de Vreugd kwam de gang inlopen en kreeg van een stotterende Han het verhaal te horen. Zij was bijna net zo blij als haar zoon. Ze bedankte de jongens hartelijk en zei tegen Han:
- Dat noem ik nog eens echte vriendschap. Op zulke vrienden mag je trots zijn, jongen!
- Dat bén ik ook! beweerde Han, maar hij voelde, dat hij een kleur kreeg, omdat hij die vrienden zó had miskend.
- Opschieten! spoorde Dolf weer aan, die maar bang was dat de trein zonder hen zou vertrekken.
Ze haalden de trein echter nog op hun slofjes en zagen zelfs kans een wagen te vinden waar ze met z'n zevenen bij elkaar konden zitten.
Han was het vrolijkst en het luidruchtigst van allemaal.
| |
| |
- Jongens, wat een féést! Wat gewéldig, dat ik nu toch mee kan doen! riep hij telkens uit en dan zocht hij een schouder, waar hij een klap op kon geven, om daarmee zijn blijdschap en dankbaarheid te tonen. En intussen keek hij steeds met verliefde blikken naar zijn nieuwe ‘Torenkraai’. Hij raakte er niet over uitgepraat, zo prachtig als het vliegtuigje er uitzag.
- Hebben jullie er al mee gevlogen? vroeg hij.
- Dat spreekt, antwoordde Geertjan, we konden je toch geen model bezorgen waarvan we niet wisten hoe het vloog?
- En? vroeg Han verder, wat doet-ie?
- Zó! deed Joep, een duim in de lucht stekend.
- Hij heeft een vlucht van tweehonderdtien seconden gemaakt, vertelde Dolf.
- Echt waar? vroeg Han, Geertjan aankijkend.
Die knikte.
- Hij vliegt rustiger en stabieler dan één van onze modellen, verzekerde hij zijn vriend.
Onderweg kreeg Han zo te hooi en te gras, uit verschillende opmerkingen wel te horen, hoe de vork precies aan de steel zat. Geertjan, zo begreep hij, die was eigenlijk de bouwer van het model, al hadden de anderen hem dan ook braaf terzijde gestaan en hij was het ook, die met telkens corrigeren en verbeteren het vliegtuigje zó had gekregen, dat het subliem vloog.
In Utrecht en in Amersfoort zagen de jongens nog meer deelnemers aan de wedstrijd met hun modellen in de trein stappen.
In Nunspeet moesten ze uitstappen en daar stonden, voor het station, speciale autobussen te wachten, die op gezette tijden naar het vliegkamp vertrokken. Vijfentwintig personen, deelnemers en belangstellenden, konden er in zo'n bus.
- Dat is allemaal prima georganiseerd! prees Bennie.
- Allemaal het werk van meneer Koning, zei Geertjan, niet zonder enige trots, omdat meneer Koning een speciale vriend van hem was.
- Die man heeft wat aan zijn hoofd! meende Dolf.
| |
| |
- Waar komen jullie vandaan? vroeg een jongen, die blijkbaar helemaal alleen was.
Onno noemde de naam van hun stadje.
- O, was het antwoord, dat is ook een eind bij mij uit de buurt!
- Waar woon jij dan?
- In Bierum, was het antwoord, even boven Delfzijl.
- Is daar ook een club?
- Nee, niemand doet daar nog aan zweefvliegen. Ik woon er nog niet zo lang. Vroeger woonde ik in Utrecht. Daar was wel een club.
- Het is wel grappig, jongens, vond Joep, dat je nu kennis maakt met allerlei lui, uit verschillende streken van ons land, die je anders nooit zou hebben ontmoet.
- Ja, nu krijg je vrienden onder Friezen, Zeeuwen, Groningers en Limburgers!
- Ja, Friesland present! werd er geroepen, Heerenveen!
- Hallo! De stad van Abe! lachte Dolf.
- Hier Zeeland! Hulst! kondigde er één achter in de bus aan.
En zo ontstond er al spoedig een zeer geanimeerd gesprek tussen Friezen, Zeeuwen, Groningers en Zuid-Hollanders. Natuurlijk moest er af en toe wel eens worden gevraagd:
- Wát zeg je?
Want de verschillende dialecten deden zich gelden.
- Kijk eens! riep ineens iemand, naar buiten wijzend.
Ze zagen drie vliegtuigen. Elk sleepte een lange wimpel en op die drie wimpels stond te lezen:
EET KOLTHOF'S LUCHTVAARTCHOCOLADE
- Een práchtreclame, zei Dolf.
- Ik denk dat we nu in de buurt van het kamp zijn, veronderstelde de inwoner van ‘Abeveen’.
Inderdaad stopte de bus al heel spoedig en waren zij bij het
| |
| |
wedstrijdterrein. Nog een klein eindje moesten zij lopen door het bos en toen kwamen zij aan de ingang, die versierd was met vlaggen en bloemen en waarboven in grote letters stond:
KOLHOF'S LUCHTVAARTKAMP
De jongens toonden hun deelnemerskaarten aan de controleurs die bij de ingang stonden en mochten passeren. Wie geen deelnemerskaart bezat en het kamp alleen uit belangstelling wilde bezoeken, moest, om toegang te krijgen, de drie zo langzamerhand beroemd geworden Luchtvaartrepen kopen. Veel belangstellenden waren er nog niet. Die zouden waarschijnlijk eerst de volgende dag komen, als de wedstrijd een aanvang nam.
Wat verder op het terrein werden de jongens opgevangen door een ordecommissaris.
- Kampeerders?
- Ja, meneer, antwoordde Han.
- Eigen tent?
- Ja, meneer, opgestuurd met Van Gend en Loos. Zijn onze spullen al aangekomen?
- Dat denk ik wel, was het antwoord, jullie moeten je melden in tent nummer zeven. Daar wordt je een plaats aangewezen, waar je je tent mag opslaan.
- Dank u wel!
Op het eigenlijke kampterrein heerste al een drukte van belang. Ze telden tien grote tenten en een aantal kleinere die allemaal een nummer droegen.
Tent nummer zeven was gauw gevonden. In die tent stonden koffers, pakken, kisten en zakken opgeslagen. Heel vlot kregen de jongens hun tent en hun dekens. Er ging een mannetje met hen mee om de plaats te wijzen waar ze drie dagen zouden wonen.
Omdat ze tamelijk vroeg waren, mochten ze nog kiezen en zodoende kregen ze de beschikking over een prachtig plekje, midden tussen de dennen. Vijf minuten later waren de zeven vrienden reeds druk in de weer met het uitzetten van hun tent.
| |
| |
Joep en Dolf, die dikwijls samen kampeerden, waren buitengewoon bedreven in dit werk en binnen een half uur stond de tent overeind en waren de grondzeilen gelegd. Het was een mooie, ruime tent, waarin zoveel plaats was, dat de rugzakken en zweefmodellen er ook nog in konden worden opgeborgen.
Toen alles in orde was, werd het tentzeil met gespen gesloten, waarna de jongens een ontdekkingstocht over het terrein gingen ondernemen. Er was heel wat te zien. Ze bewonderden de keukentent, waarin een komplete veldkeuken met enorme pannen was ondergebracht en waarin een zestal koks met witte mutsen op reeds druk in de weer was. Ze zagen de slaaptenten, waarin lange rijen strozakken lagen, bestemd voor jongens die geen eigen tent hadden meegebracht. Er was een tentoonstellingstent van de K.N.V.v.L. die echter nog niet geopend was. En verder was er een theatertent, waarin ze een projectiescherm ontdekten! Dat beloofde wat!
Dan waren er de kleinere tenten, die borden droegen waarop stond vermeld: ‘Kampleiding’, ‘Wedstrijdleiding’, ‘E.H.B.O.’, ‘Inlichtingen’, ‘Politie’, ‘Postkantoor’.
Al die verschillende tenten stonden geschaard rond een ruim, open veld, waarop aan één kant een podium was gebouwd dat versierd was met vlaggen, bloemen en guirlandes. Het maakte een fleurige en feestelijke indruk.
In de bomen rond het veld en ook verder in het bos waren luidsprekers opgehangen en op het podium stond een microfoon. Er was blijkbaar aan alles gedacht en je moest waarlijk je pet afnemen voor zo'n organisatie.
Onze vrienden kregen honger en slenterden terug naar hun eigen ‘home’ om de van huis meegebrachte broodjes te gaan aanspreken. Bij de keukentent kochten ze ieder een flesje ‘Koltchoc’, heerlijke, koele chocolademelk: een nieuw produkt van Kolthof's Chocoladefabriek.
Terwijl ze rustig aan het lunchen waren, kwamen nog steeds nieuwe deelnemers het kamp binnen. Om hen heen waren groepjes jongens druk bezig met het opslaan van hun tenten. Overal
| |
| |
heerste een opgewonden, vrolijke stemming: er werd gelachen, geroepen, gefloten. Kampliedjes en moderne ‘songs’ klonken, terwijl daardoorheen het rhythmische geklop van houten hamers op tentharingen werd gehoord. En al deze prettige geluiden hielden als het ware de belofte in voor het welslagen van dit grote luchtvaartfeest.
Zo voelden ook meneer Van Meeteren en Frans Koning het, toen zij samen een inspectietocht over het kampterrein maakten.
Meneer Van Meeteren was buitengewoon tevreden.
- Dit zit allemaal goed in elkaar, Koning, prees hij. Mijn compliment. Ik ben blij dat ik je je gang heb laten gaan. Maar je had er zelf ook verdraaid veel plezier in, wat?
- En óf, bevestigde Frans, en ik moet u eerlijk vertellen dat het mij zal spijten, als deze hele drukte weer achter de rug zal zijn. Wat moet ik dán in vredesnaam met mijn tijd doen?
Meneer Van Meeteren lachte.
- Wel, beste kerel, natuurlijk nieuwe ideeën ontwikkelen. Dat komt vanzelf, je zult het zien. Vóór je het weet, zit je weer in nieuwe drukte.
- Ik hoop het. Maar wat is nu het praktische resultaat van deze hele reclamecampagne? Ik heb nog geen tijd gehad om mij daarvan op de hoogte te stellen. Misschien kunt u mij er iets van vertellen.
- Ik kan je niet anders zeggen, dan dat ik tevreden ben, was het antwoord. De productie van onze Luchtvaartrepen loopt nog steeds op. Vooral de ‘Stewardess’ doet het prima bij het publiek.
- Prachtig, deed Frans geestdriftig. En met een geregelde, doelmatige reclame kunnen we dat zo houden. Ik moet u zeggen, liet hij er op volgen, dat ik eigenlijk hoop dat één van de jongens die mij op dit idee hebben gebracht, de vlucht naar Brussel wint.
- Wat? Hebben jongens je op dit idee gebracht? Daar wist ik niets van. Ik dacht eigenlijk dat het een idee van jóú was! zei meneer Van Meeteren verbaasd.
Frans vertelde toen het hele verhaal en meneer Van Meeteren had er verbazend veel plezier in. Om de dwaze scène, die zich
| |
| |
destijds in de vroege ochtend op de stoep van zijn huis had afgespeeld, kon hij nu ook alleen nog maar lachen.
Bij hun rondgang door het tentenkamp maakte meneer Van Meeteren ook nog kennis met de club van Han en Geertjan.
- Dit zijn de bewuste knapen, lachte Frans, wijzend op de twee vrienden.
De mannen bekeken de ‘woning’ van de club van binnen en, wijzend op een primus en een paar pannen, vroeg Frans Koning:
- Koken jullie zelf? Je weet toch dat je tegen kostprijs prima eten kant en klaar bij de keukentent kunt krijgen?
- Ja, antwoordde Han, we zijn ook van plan ons eten daar te halen. Deze kookspullen hebben we alleen maar meegebracht om thee te zetten en zo.
- En om een pannekoekenfuif te kunnen organiseren, als één van ons de hoofdprijs wint! lachte Joep.
- Als dát gebeurt komen wij meeëten, want ik ben dól op pannekoeken! riep meneer Van Meeteren uit.
- Dat is afgesproken, meneer! beklonk Han, dikke pannekoeken, met veel bruine suiker!
- Ik heb ze liever met stroop, bedacht Frans Koning.
- Komt in orde, beloofde Dolf.
- Maar... eh... éérst die hoofdprijs winnen, dunkt me... hielp meneer Van Meeteren herinneren.
Ach ja, daar waren ze warempel al bezig de huid te verdelen vóór de beer was geschoten. Ze vergaten zowaar, dat hier een paar honderd jongens waren, die allemaal graag de prijs wilden winnen en die er ook allemaal even vastberaden en energiek uitzagen.
Half zes: eten halen!
Daar stonden ze in de rij bij de keukentent, ieder met een pannetje of een bord. De koks kwamen handen tekort om al die jongens vlug te kunnen helpen en één van hen kwam op het snuggere idee om eensklaps te roepen:
- Wie wil er een handje helpen? Vrijwilligers vóór!
Wel, die waren er zó. Twintig, dertig jongens meldden zich. De opperkok zocht er zes stevige knapen uit. Die mochten de
| |
| |
volle gamels van de fornuizen halen en naar de etenscheppers brengen en de lege in een hoek van de tent opstapelen. Een práchtkarweitje, waarbij de vrijwilligers zich uitsloofden, of ze er een daggeld mee moesten verdienen.
Tijdens het eten begonnen de luidsprekers eensklaps te kraken en toen kwam er een stem die de jongelui verzocht zich om half acht te verzamelen op het middenterrein, vóór het podium, voor de officiële opening van het luchtvaartkamp.
Wie zijn buik had volgegeten, slenterde alvast maar in die richting om zich een goed plaatsje te veroveren. Precies half acht kwam Frans Koning voor de microfoon staan. Hij hield een gezellige toespraak, waarin hij de deelnemers en de belangstellenden van harte welkom heette.
- Ik hoop en vertrouw, zei hij, dat deze drie dagen gekenmerkt zullen worden door een geest van saamhorigheid, kameraadschap en sportiviteit en dat een ieder zijn best zal doen om wanklanken te voorkomen.
Hij las tenslotte de kamp- en wedstrijdregels voor en besloot:
- Straks, na deze officiële opening zijn jullie allemaal welkom in de theatertent, waar een paar films zullen worden gedraaid en waar een meneer van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart interessante dingen zal vertellen over de luchtvaartsport. Ik raad jullie aan er allemaal heen te gaan, want je zult daar veel dingen zien en horen, waarvan je tot nu toe geen idee hebt gehad. Namens de directie van Kolthof's Cacaofabriek wens ik jullie van harte drie gezellige dagen en hiermede verklaar ik dit Luchtvaartsportkamp voor geopend!
Onder luid gejuich rees langs een mast in het midden van het podium, een grote vlag omhoog.
Geertjan gaf Han een lichte duw met zijn elleboog.
- Jô, zei hij, nu is het dan toch écht begonnen!
- Ja, antwoordde Han en met glinsterende ogen keken de vrienden naar de vlag die zich, hoog in de mast, breed ontplooide.
- Prachtig hè, zei Han, ik zou natuurlijk graag de prijs willen winnen, dat snap je, maar dít geeft je al het gevoel dat je niet voor
| |
| |
niets hebt gebouwd en gezwoegd. Moet je zien, jô, al die jongens... hoeveel zouden het er wel zijn...? Fijn is dat...
- Kom, lui, hollen! spoorde Dolf zijn vrienden aan, dan kunnen we een goéd plaatsje in de tent veroveren.
Ze hielden elkaar bij de kleren vast om niet verdeeld te raken in de drukte. Ze vonden zeven plaatsen in het midden van de tent. Prachtig. Zo zaten ze ver genoeg van het projectiescherm om geen stijve nek te krijgen en toch weer dicht genoeg bij het podium om de woorden, die gesproken werden goed te kunnen volgen.
Toen de tent vol was, kwam er een meneer op het podium die allergezelligste dingen ging vertellen over de luchtvaartsport.
- Jullie, jongelui, zei hij, die voor het merendeel als allereerste beginnelingen en misschien nog een beetje schuchter en onwennig bezig zijn kennis te maken met de modelvliegsport, weten nog niet, welke mogelijkheden zich voor je zullen openen, als je het niet bij je eerste pogingen laat, maar als je, ook ná dit luchtvaartkamp en ná deze wedstrijd, dóórgaat met bouwen en vliegen. Er zullen er onder jullie wellicht zijn, die, als zij zich teleurgesteld voelen, wanneer zij niet één van de prijzen winnen, hun model thuis op zolder zullen leggen om er nooit meer naar om te kijken. Ik durf die jongens nú al wel te zeggen, dat zij ongelijk hebben en zichzelf tekort doen. Zij weten niet, wát zij dan voor zichzelf vergooien. Wij zullen proberen jullie vanavond, door middel van een paar films en in de komende dagen door middel van een tentoonstelling en van demonstraties, te laten zien, wélke mogelijkheden de modelvliegsport biedt. En tenslotte durf ik te zeggen, jongens, dat, wie door deze films, door deze tentoonstelling en door deze demonstraties niet een hevig enthousiasme voor de luchtvaartsport in zich voelt wakker worden, niet is gemaakt van het hout, waaruit men échte Nederlanders snijdt, want door de eeuwen heen heeft in het Nederlandse bloed steeds de zucht naar avontuur geleefd en dáárdoor is ons kleine landje ook zo gróót geworden!
De eerste film die vertoond werd, was opgenomen door iemand
| |
| |
die had deelgenomen aan een tocht naar Rome, waar een paar jaar geleden internationale wedstrijden voor modelbouwers waren gehouden. Ademloos keken de jongens toe. Ze maakten de hele tocht mee en zagen prachtige gedeelten van de wedstrijd. Ze zagen, dat jongelui van hun eigen leeftijd aan deze mooie tocht hadden deelgenomen. Ze beseften, dat ook voor hén de mogelijkheid bestond eens aan zo'n tocht te kunnen deelnemen, als zij de modelvliegsport trouw bleven, als zij er voor ijverden, hun modellen zo zuiver mogelijk te bouwen, als zij niet rustten voor en aleer zij met die modellen de beste prestaties konden leveren.
Er ontstond beweging onder de toeschouwers. Dat er zúlke mogelijkheden bestonden, hadden zij niet kunnen vermoeden. Er werd druk gefluisterd. Er klonken enthousiaste uitroepen.
- Dát wil ik óók eens meemaken, bromde Joep en hij gaf zijn vriend Dolf een gevoelige opstopper.
Verder werden er films gedraaid over zweefvliegen op Terlet, over ballonvaart, over motorsportvliegen en over parachutespringen. Allemaal zaken die je fantasie wakker riepen, die je deden verlangen méé te doen, niet alleen maar toeschouwer of bewonderaar te blijven.
Het kón. Dat werd de jongens duidelijk. Dit alles stónd voor hen open.
Vol van alles wat ze gehoord en gezien hadden, druk napratend en... plannen makend, verlieten de jongens om half tien de theatertent. Grote groepen begaven zich naar de gemeenschappelijke slaaptenten; kleinere groepjes en ‘éénlingen’ zochten hun eigen kampeergelegenheid op.
Er was nog wat rumoer in het kamp, nadat een ieder zijn slaapplaats had opgezocht. Van alle kanten klonken nog stemmen. Gedempt meestal, schel en opgewonden een enkele keer. Maar dit rumoer ebde snel weg. Het was een drukke dag geweest. Treinreizen, fietstochten, het verblijf in de buitenlucht, de nieuwe indrukken, de films en de toespraken hadden de kampeerders moe en slaperig gemaakt.
Misschien werden in sommige tenten nog fluisterend gesprek- | |
| |
ken gevoerd, maar vóór de klok van een nabijliggend dorp half elf sloeg, was heel het luchtvaartkamp in diepe rust. Kampwachten, door de kampleiding aangesteld om de gehele nacht door te waken, stapten rustig, zonder nodeloos gerucht te maken van tent tot tent, controlerend of alles in orde was, nergens nog licht brandde, nergens gevaar voor brand bestond.
In een kleine tent lag Frans Koning op zijn veldbed. Hij sliep nog niet. Hij had de armen gevouwen onder zijn hoofd en staarde in het schemerduister van zijn tent. Er lag een gelukkige glimlach om zijn mond. Hij wist, dat alles goed liep. Blij was hij, dat hij zo'n goede betrekking had, dat hij meehielp het bedrijf, waarvan hij deel uitmaakte, groot te maken, maar nóg meer blijdschap bezorgde het hem, te weten, dat hij door dit alles in staat was geweest, honderden jongens een paar dagen te bezorgen die zij hun leven niet meer zouden vergeten.
|
|