| |
| |
| |
X - Strijd om Joe's ‘Zwaluw’
Heb je de nieuwe Luchtvaartkrant al gelezen? vroeg Geertjan op een ochtend ademloos aan Han die hem, de gewoonte getrouw, van huis kwam halen.
- Nee, was het antwoord, de post was bij ons nog niet geweest toen ik van huis ging. Staat er iets bijzonders in?
- En óf, verzekerde Geertjan en hij haalde de Luchtvaartkrant, die de deelnemers aan de wedstrijd iedere veertien dagen werd toegezonden, uit zijn binnenzak.
- Hier, wees hij, lees dít maar eens.
Een kop in vette letters vermeldde:
VIJFDUIZEND VIERHONDERD TWEEENDERTIG DEELNEMERS AAN KOLTHOF'S LUCHTVAARTWEDSTRIJD!!
- Grote grutten, riep Han uit, dát is niet mis. Bijna vijf en een half duizend deelnemers. Wat een animo, zeg!
- Geweldig. En kijk eens wat hier staat.
Han las de tweede, wat minder vet gedrukte kop:
VOLGENDE WEEK WORDT EEN AANVANG GEMAAKT MET DE DISTRICTWEDSTRIJDEN
- Goed zo, prees Han. Er komt schot in de zaak. Nu zie je tenminste dat het menens wordt. Moeten wij de volgende week ook al?
- Ja, was het antwoord, hier staat het... kijk... hier, district veertien.
- Zijn wij dat?
| |
| |
- Ja, dat staat immers op je deelnemerskaart. In de linkerbovenhoek.
- O, dat kan wel. Ik heb daar geen erg in gehad. Wanneer moeten we?
- Op Hemelvaartsdag.
- Prachtig. En waar? Laat eens kijken?
Het terrein waar hun wedstrijd zou worden gehouden was niet ver van het stadje gelegen. Misschien een uurtje fietsen.
- Dat treffen we, hè? vond Geertjan. Als we met de trein of met een bus hadden gemoeten, was dat niet zo prettig geweest.
- En, hoe gaat dat nu, informeerde Han verder, aan welke voorwaarden moet je voldoen om aan de grote wedstrijd te mogen deelnemen?
- Daar heb ik eigenlijk nog niet naar gekeken, bekende Geertjan. Waar staat dat... eens kijken... o, wacht, hier...
Ze lazen, dat ze in drie vluchten een totaal van honderdvijftig punten minstens moesten behalen om aan de ‘hoofdwedstrijd’ te mogen deelnemen.
- Als het een beetje wil, halen wij die allemaal wel, meende Han. Mijn ‘Torenkraai’ heeft Woensdag een vlucht van negentig en een vlucht van tachtig seconden gemaakt. Dat is samen al honderdzeventig. En jij?
- Mijn eerste vlucht was zestig, maar de tweede tachtig.
- Maakt honderdveertig in twee vluchten, dan kom je er best, knikte Han.
- Ik ben bang dat Hein het niet haalt, dacht Geertjan, zijn ‘Wolkenkrabber’ heeft twee vluchten van ongeveer vijftig seconden gemaakt.
- Joep haalt het vást, een goed ding is die ‘Zwaluw’ van hem geworden. Hij won de tweede vlucht glansrijk van mij met ruim honderd seconden, zei Han waarderend.
Vóór de school werden de twee vrienden luidruchtig begroet door de andere clubleden, die allemaal hevig stonden te zwaaien met hun exemplaar van de Luchtvaartkrant.
- Hebben jullie het gelezen? baste Joep.
| |
| |
- Ja, Hemelvaartsdag begint de grote strijd! lachte Han.
Ze stonden in een kring en bespraken hun kansen. Behalve Hein Proost en Willem Lens, die niet zulke fraaie tijden hadden gemaakt, waren ze allemaal nogal optimistisch.
- Toch mogen we nog wel een beetje proefstomen, meende Dolf.
- Doen we ook, besliste Han. Zaterdagmiddag en desnoods nog eens de dag vóór Hemelvaartsdag.
- Dat zou ik niet doen, meende Onno bedenkelijk, stel je voor, dat op het laatste ogenblik je model in de prak vliegt. Waar haal je zo gauw een nieuw vandaan?
Daar moesten de anderen hem gelijk in geven, Hoewel Han zei:
- Ja, maar dat is nu eenmaal je risico. Tenslotte kun je je model nog beschadigen met het proefstarten vlak vóór de wedstrijd.
- Ja... nou... maar ik doe het toch beslist niet vlak vóór Hemelvaartsdag, besliste Onno en Bennie sloot zich hierbij aan.
- We zullen wel zien, zei Han en toen gingen de schooldeuren open.
Toen ze al in de klas zaten, fluisterde Geertjan zijn vriend Han in:
- Zeg, je moet dat artikeltje eens lezen van die ingenieur, die het van modelvliegtuigbouwer tot luchtvaartkundig ingenieur heeft gebracht.
- Staat dat in de Luchtvaartkrant? vroeg Han, ook fluisterend.
- Ja, fantastisch gewoon...
- Als de heren zo goed zouden willen zijn de sociëteit te sluiten, dan kunnen wij ons aan de wetenschap gaan wijden, merkte de leraar ironisch op.
's Woensdags waren ze allemaal weer present op de plaats waar ze tot nu toe steeds hun proefstarten en proefvluchten hadden gemaakt.
Alleen Willem Lens ontbrak.
Willem's vader, die veearts was, moest die middag naar een vergadering en aangezien er toevallig niemand thuis was en er
| |
| |
tóch wel eens een spoedgeval kon komen, moest Willem, zeer tot zijn misnoegen, thuisblijven om op de telefoon te letten. Jammer voor Willem, maar niets aan te doen. Hein had Willems model meegenomen en Han zou proberen of hij er betere resultaten mee kon bereiken dan Willem zelf.
- En nu, op naar de honderdvijftig punten! bromde Dolf. Jongens, we moeten zorgen dat wij die de volgende week bij de districtwedstrijd allemaal halen, hoor!
- Ja, beaamde Onno, het zou jammer zijn als er lui moesten achterblijven. We moeten met z'n allen naar het luchtvaartkamp. Hebben jullie gelezen, hoe het daar allemaal wordt georganiseerd?
- Ja, antwoordde Hein, het wordt een écht kamp, hè?
- Drie dagen duurt het feest, zei Joep. Je kunt er kamperen in je eigen tent en je kunt ook slapen in een gemeenschappelijke tent. Kan leuk worden, jongens.
- En iedere deelnemer mag komen, herinnerde Geertjan. Ook, die niet aan de grote wedstrijd kunnen deelnemen, omdat ze het vereiste aantal punten op de districtwedstrijd niet hebben gehaald.
- Dan zal het er aardig druk worden, meende Bennie.
- Ik hoop dat er muziek is. Gezellig, zei Onno.
- De Skymasters komen er spelen, deelde Geertjan zo langs zijn neus weg mee.
- Hoe weet jij dat? Daar staat niets van in de Luchtvaartkrant.
- Ik praat mijn mond voorbij, bekende Geertjan lachend, maar het is zo, hoor. Ik weet het van meneer Koning.
- Tóf! gnuifde Onno.
- Kom lui, aan de slag, vermaande Han, als we blijven kletsen, komen we er niet.
- Ja, óp met de startlijn! beval Joep.
- Eerst handstarten, Joep, waarschuwde Geertjan.
- O, ja, dat vergat ik, gaf Joep toe.
Tijdens het vervoeren kon een vleugel wel eens verschoven zijn en als je dan, zonder proefhandstart, dadelijk een hoogtestart ging uitvoeren, liep je de kans je model tegen de grond te zien slaan.
| |
| |
Na enig proberen, vleugels verschuiven en ballast verplaatsen, waren de modellen gereed voor de start en het duurde niet lang of de jongens sloegen geestdriftig en vol spanning de bewegingen van elkaars modellen gade, terwijl Han, met zijn horloge in de hand, de tijden opnam.
Het ging op deze middag boven verwachting goed. Er was veel zon geweest in de loop van de dag en zodoende had zich een goede thermiek ontwikkeld, die zich duidelijk openbaarde in de cumuluswolken, hoog tegen de blauwe hemel.
- Als die wolken zich zo opstapelen, torengewijs, had Han vroeger al eens verteld, dan kun je daaraan zien, dat er thermiek is.
Joeps ‘Zwaluw’ maakte een prachtige vlucht.
- Geweldig, Joep! prees Han, maar liefst honderdtien seconden. Als je zoveel geluk hebt op de wedstrijd en bij al je vluchten, dan maak je een behoorlijke kans.
- Hij heet ook niet voor niets ‘Zwaluw’, pochte Joep.
- Maar één zwaluw maakt nog geen zomer en één vlucht van honderdtien seconden nog geen reis naar Brussel, temperde Dolf het enthousiasme van zijn vriend.
- Défaitisme is streng verboden en strafbaar! waarschuwde Bennie.
- Ik ga het nóg eens proberen, zei Joep die niet vatbaar bleek voor défaitisme.
Opnieuw startte hij zijn ‘Zwaluw’.
- Nou? Waar blijf je? vroeg hij trots aan Dolf, toen zijn model al twee minuten in de lucht was en nog geen aanstalten maakte om naar beneden te komen.
De anderen zeiden niets, maar keken zwijgend en vol bewondering naar de bewegingen van de ‘Zwaluw’ die hoog boven de aarde zweefde, soms een stukje daalde om daarna, met een prachtige zwenking weer hoger en verder te vliegen, rustig en elegant, als een echte vogel.
Ze liepen onwillekeurig met Joep's model mee.
- Tweehonderdveertig seconden! riep Han, die de secondenwijzer van zijn horloge goed in het oog hield.
| |
| |
- Nu moet hij toch maar eens naar beneden komen, zei Joep, anders drijft hij te ver af.
Inderdaad waren ze nu al een heel eind van de startplaats afgedwaald.
- Fluit eens, grapte Onno.
Maar Joep ging er niet op in. Een tikje ongerust tuurde hij naar zijn ‘Zwaluw’ die zich steeds verder verwijderde.
- Zo raak ik hem kwijt... vreesde hij.
- Och, hij komt wel ergens neer, je naam en je adres staan er toch op? vroeg Hein.
- Jawel, maar... Ik ga mijn fiets pakken. Ik ga hem achterna, besloot Joep plotseling.
Hij beende terug naar de plaats waar ze de fietsen hadden achtergelaten en even later kwam hij aanhobbelen over het ongelijke veld. Geen oog had hij meer voor zijn vrienden. Hij trapte maar voort, steeds de ‘Zwaluw’ in het oog houdend.
De anderen stonden een ogenblik besluiteloos.
- Wat doen we? vroeg Han.
- Joep niet in de steek laten, besliste Dolf, kom lui, we pakken ook onze fietsen. Als het ding ergens in een boom of in een sloot terechtkomt, heeft hij onze hulp misschien nodig.
Dat was zo. De jongens bonden hun modellen op de rug en trapten even later achter hun vriend aan. Hijgend van het vermoeiende karren over hobbels en bobbels haalden zij hem tenslotte in op een plaats, waar Joep het veld verlaten had om een gebaande weg te kiezen.
- Hij... daalt... zei Bennie.
Inderdaad, de ‘Zwaluw’ scheen genoeg te krijgen van zijn lange vlucht en daalde langzaam.
- Als we hem nu maar kunnen bereiken waar hij neerkomt, hoopte Dolf.
- Altijd! beweerde Hein.
- Hij komt beslist dáár, bij die boerderij neer, wees Han.
- Al komt-ie in de keuken van de Sjah van Perzië terecht, óp- | |
| |
halen zál ik hem! beweerde Joep, die, nu hij zijn model zag dalen, weer nieuwe moed kreeg.
De ‘Zwaluw’ verdween achter een groep bomen.
Hein Proost rekte zijn nek zó, dat hij niet meer op de weg lette. Zijn voorwiel glipte in een greppel en... húúúp... daar ging Hein in een prachtige glijvlucht óver zijn stuur heen en kwam, tamelijk onzacht in de wegberm terecht. Alleen Onno, die achter hem reed, zag het gebeuren, raakte bijna zelf in de knoei door Hein's val en sprong van zijn fiets om zijn vriend bij te staan. De vijf anderen waren zó zeer met hun gedachten bij de dalende ‘Zwaluw’, dat ze niets van het ongeluk bemerkten en energiek dóórkarden.
Toen ze de groep bomen, in de buurt van de boerderij waren gepasseerd, schreeuwde Han ineens geestdriftig:
- Daar gaat-ie!!
Warempel! Ze zagen Joep's model nog juist een duik maken die de vogel, aan wie het zijn naam had ontleend, niet had kunnen verbeteren.
- Zag je goed waar hij neerkwam? hijgde Bennie.
- Ja... ik houd de plek in het oog... nog even doorrijden, antwoordde Geertjan.
- Was het niet hier ongeveer? vroeg Joep.
- Nog even verder... hier... stap maar af. Hij moet hier, recht tegenover ons op die akker terecht zijn gekomen.
De jongens sprongen van hun fietsen.
- Dáár, hè? wees Joep, nam een korte aanloop, sprong en vergat één van zijn lange benen bijtijds in te trekken, waardoor hij dan ook prompt met dat been in de sloot terechtkwam.
Hij scheen het echter nauwelijks te merken, zó opgewonden was hij over zijn model, dat hij bijna kwijt was geweest. Hij greep zich aan de graskant beet en hees zich op het droge. Het water droop uit de pijp van zijn lange broek. Even bleef hij staan en tuurde over de akker.
- Zie je hem, Joep? vroeg Dolf.
| |
| |
- Ja, ik geloof het wel. Dáár zie ik iets wits, was het antwoord Wachten jullie even? Ik ben er zó.
- Trap niet op de planten! waarschuwde Geertjan.
Joep zwaaide.
- Goed, dat je het zegt!
- Ja, in zijn blijdschap zou hij de hele oogst van de boer vernielen, grinnikte Dolf.
- 't Is niet nodig dat er iets kapot gaat, meende Han.
Joep, aan de andere kant van de sloot, beende voort, netjes tussen de rijen planten door.
Plotseling klonk er echter een schreeuw van een andere kant.
- Alle mensen, de boer! schrok Dolf.
't Was zo. Uit de richting van de boerderij kwam een man aanhollen, die hevig met zijn armen zwaaide en schreeuwde van:
- Hé!... Hé daar!... Wég!... Van mijn land af!
Joep bleef staan en keek in de richting van de kwaje eigenaar.
De man nam een alles behalve verzoenende houding aan
| |
| |
- Dáár, riep hij, wijzend, mijn vliegtuigje is daar gevallen. Ik wil het even pakken. Ik doe wel voorzichtig!
Meteen wilde hij zijn weg vervolgen. Maar toen ging de man nog harder lopen en nóg heviger schreeuwen van:
- Wég!!... Van mijn land af!!
Hij kwam nu regelrecht op Joep af, springend over zijn planten om de kortste weg te kunnen volgen. Joep bleef voor alle zekerheid maar weer staan om de boer niet nóg kwader te maken.
- Die is zuur, voorspelde Bennie somber.
- Och, kom, toonde Han zich optimistisch. Als hij die man rustig vertelt wat er aan de hand is, mag hij zijn model vast wel pakken. Hij doet toch geen kwaad? Hij komt toch niet stelen?
- Ik vertrouw het tóch niet. Kijk hij zich eens opwinden! zei Dolf.
Ja, het was zo, de man nam een alles behalve verzoenende houding aan. Hij schreeuwde nog steeds tegen Joep en gebaarde met zijn armen.
Toen scheen Joep ook boos te worden.
De jongens hoorden niet wát hij zei, maar aan zijn houding en zijn gebaren bemerkten zij wel, dat hun vriend de kwaadaardige boer danig van repliek diende.
- Zullen we er óók heengaan? stelde Dolf voor en hij maakte zich al gereed voor een sprong over de sloot.
- Nee, niet doen, waarschuwde Bennie, want dan springt die man helemaal uit zijn vel.
- Nee, beter maar afwachten, gaf Geertjan Bennie gelijk.
- Als hij Joep durft te slaan... dán... zei Dolf dreigend.
- Dán stormen we er op af, maar dat zal hij heus wel uit zijn lijf laten, meende Han, Joep is ruim een kop groter dan hij.
- Joep komt terug, kondigde Geertjan aan.
Ja, mopperend en gebarend en zéér onwillig kwam Joep hun kant weer op, terwijl de boer, met de handen in zijn zakken hem bleef staan nakijken.
Bij de sloot gekomen, draaide Joep zich om.
| |
| |
- Pakt ú hem dan even! riep hij, maar het enige bescheid dat hij kreeg was een bars en bevelend:
- D'r áf, zeg ik!
Joep haalde kwaad zijn schouders op en... één... twee... húp... daar stond hij weer naast zijn vrienden, die hem met belangstellende vragen overvielen:
- Wat is dat, Joep?
- Wat zei hij?
- Krijg je hem niet terug?
- Pakt-ie hem voor je?
- Hadden jullie ruzie?
- Die vent is niet wijs, was het enige wat Joep antwoordde. Ik wilde hem kalm uitleggen wat er was gebeurd, maar ik kreeg geen kans. Al maar schreeuwen en schelden en dreigen...
- Zakt wel af, voorspelde Geertjan, kijk, hij gaat er heen. Natuurlijk pakt hij de ‘Zwaluw’ en dan gooit hij hem over de sloot.
Met hun ogen volgden zij de boer die in de richting van de gedaalde ‘Zwaluw’ drentelde, zonder enige haast te maken.
- Waar zijn Onno en Hein eigenlijk? vroeg Bennie ineens, terwijl hij rondkeek.
Ja, waar waren die twee? Ze werden nu pas gemist.
- 'k Snap er niets van. Waar kunnen die nu zijn gebleven? verwonderde Dolf zich, en hij keek speurend om zich heen alsof de twee zich voor de grap achter een boterbloem hadden kunnen verbergen.
Joep had geen gedachten voor de twee spoorloos verdwenen vrienden; hij zag alleen de boer die nu bij de ‘Zwaluw’ bleef staan en zich bukte.
- Hij heeft hem... zei hij in gespannen aandacht, wat zou hij nu gaan doen...?
- Ach jô, je krijgt hem wel terug, maak je geen zorg, beweerde Han.
Maar de boer scheen helemaal geen haast te hebben. Hij stond daar, met Joep's model in zijn handen en hij bekeek het van alle kanten.
| |
| |
Joep waagde een bescheiden schreeuw:
- Wilt u hem even over de sloot gooien?
Geen enkel teken, waaruit ze konden opmaken dat de man het had gehoord.
- Hij gaat er mee weg! kreet Dolf ineens.
Inderdaad slenterde de boer rustig weg, maar niet in de richting van de popelende vrienden.
- Hé! Krijg ik mijn vliegtuig terug?! riep Joep opgewonden en hij maakte aanstalten om weer over de sloot te springen, zijn nog steeds druipende broekspijp ten spijt.
- Niet doen, jô, waarschuwde Han, daar maak je het maar erger mee!
- Maar dat... dat is... d .. d .. diefstal! beweerde Joep, stotterend van agitatie.
Ze liepen langzaam mee met de boer, die kennelijk op zijn huis afging.
- Kijken wat hij ermee gaat doen, jongens! waarschuwde Dolf, toen ze op de hoogte van de boerderij waren gekomen.
- Misschien geeft hij hem nog, bleef Han hoopvol.
Maar de boer scheen er eenvoudig niet over te denken. De jongens zagen hem met het model in een schuur op het erf verdwijnen. Perplex wachtten zij af. Even later keerde de boer terug, zonder zweefvliegtuig, waarna hij in zijn woning verdween.
- Dát is het toppunt, barstte Bennie verontwaardigd los.
- Maar ik... ik móét mijn model terughebben! zwoer Joep, wit van kwaadheid. Als het niet goedschiks gaat, dán maar kwaadschiks. Dan ga ik het ding hálen!
- Ik geloof, merkte Dolf droogweg op, dat die keuken van de Sjah van Perzië, waar je het daarstraks over had, minder wanhopig was geweest. Koks zijn meestal goedmoedige lui.
- Nee maar, zonder dollen, jongens, wat doen we? vroeg Bennie.
- Het ding hálen, dat is zo vast als een huis! antwoordde Joep vastbesloten.
- Hoe wil je dat aanleggen?
| |
| |
- Als we om de boerderij heenlopen en ik spring over de sloot, zei Joep, dan kom ik achter die schuur terecht en dan...
- Dan staat die boer je daar op te wachten met een hooivork of zoiets, vulde Geertjan aan.
- Daar komen Onno en Hein ook aan, wees Bennie ineens.
Joep zag ze ook en plotseling verhelderde zijn gezicht.
- Ik weet het, lui, zei hij, die twee moeten intussen de boer aan de praat houden. Hij heeft ze nog niet gezien dus weet hij ook niet, dat we bij elkaar horen.
Hij wenkte Onno en Hein dat ze moesten blijven staan en stapte snel op het tweetal toe. De anderen volgden grinnikend. Als Joep een stout stukje in de zin had en zo resoluut deed, dan kon je wat beleven!
- Waar hebben jullie toch gezeten? vroeg Dolf.
- Hein is omgekukeld met zijn fiets. Pedaal verbogen, bracht Onno verslag uit, we hebben nog geprobeerd het ding recht te slaan met een steen, maar het ging niet. Heeft een van jullie gereedschap bij zich?
- Wacht nou eens even, begon Joep de lakens uit te delen, trapper verbogen, zeg je? Dat komt prachtig uit!
- 't Is maar wat je prachtig noemt, mokte Hein, heeft iemand van jullie nu geen...
- Stil nu eens even, luister naar wat er is gebeurd, viel Joep hem in de rede.
In het kort werden Onno en Hein op de hoogte gebracht van de stand van zaken.
- Nu wil Joep het ding uit de schuur gaan halen en intussen moeten jullie met z'n tweeën die boer aan de praat gaan houden, legde Dolf uit.
- Mooi baantje, hoe wil je... begon Onno, maar Joep legde hem het zwijgen op.
- Zo klaar als een boterbal, zei hij. Die boer heeft jullie niet gezien; weet dus niet dat jullie bij ons horen. Jullie gaan gewoon het erf op en je vraagt een hamer te leen om je pedaal in fatsoen te slaan. Intussen spring ik over de sloot en haal mijn ‘Zwaluw’
| |
| |
terug. Als ik met het ding weer veilig over de sloot ben, doe ik de roep van een koekoek na!
Hein krabde zich op het hoofd, maar Onno had wel oren naar het avontuurtje.
- Kom op, Hein, wat kan ons gebeuren? zei hij.
De twee verdwenen, nageoogd door Joep en de rest.
- Zou die boer nou niet... begon Hein benauwd te doen.
- Zeur niet, ik doe het woord, beloofde Onno en met Hein in zijn kielzog stapte hij resoluut het erf op.
De boer was onmiddellijk buiten en ontving de jongens achterdochtig.
- Wel? vroeg hij.
- Och, baas, zei Onno, met het onschuldigste gezicht van de wereld, mijn vriend hier, heeft een ongelukje met zijn fiets gehad. De ene pedaal is verbogen. Kunt u ons misschien even een hamer lenen?
Onno keek de man zó vriendelijk en open aan, dat deze zijn wantrouwen al voor de helft verloor.
- Jullie zijn toch niet die... eh... die jongens van die vliegmachine... hè? vroeg hij.
- Vliegmachine? deed Onno verbaasd, nee, we zijn gewoon op de fiets.
- Nee, ik bedoel zo'n klein speelgoeddingetje, legde de boer uit.
Onno haalde zijn schouders op en schudde hevig van neen.
- 'k Weet nergens van, zei hij. Hebben die jongens dan wat gedaan?
- Ja, die hebben... wacht, ik zal eerst die hamer even halen, was het antwoord.
De man was één en al bereidwilligheid, nu hij zijn verhaal kwijt kon. Terwijl Onno en Hein met de hamer aan de gang waren, vertelde hij hoe een heel stel jongens over de sloot waren gesprongen en op zijn akker de gewassen hadden vertrapt.
- Schandelijk, uw kostbare oogst! deed Onno verontwaardigd. Sommige mensen weten toch maar niet hoe ze zich moeten gedragen!
| |
| |
De boer had plezier in zijn dankbaar gehoor en hij ging breed over het gebeurde uitweiden. Onno toonde zich hoe langer hoe meer verontwaardigd over de vandalen die de oogst vernielden en geen eerbied hadden voor het eigendom van een ander.
Hij ging in zijn verontwaardiging zelfs een beetje té ver naar de smaak van Hein die hem wat je noemt stond te ‘knijpen’ dat de boer argwaan zou krijgen en schichtig om zich heen keek of hij Joep niet ergens ontwaardde. Maar deze held scheen intussen met succes te hebben geopereerd, want plotseling klonk helder en duidelijk de roep van een koekoek.
- Hoor eens, een koekoek, zei Onno brutaal, dan krijgen we regen. Laten we opschieten, Hein, want we moeten nog een eind trappen en regenjassen hebben we niet.
- Ja... antwoordde Hein benauwd.
De pedaal deed het weer best. Onno bedankte de boer overdreven hartelijk voor zijn medewerking en een minuut later waren de twee weer van het erf.
Hein slaakte een diepe zucht.
- Wat heb ik in mijn rats gezeten! Idioot die je bent! Dat die boer niets in de gaten kreeg is mij een raadsel! verweet hij Onno.
- Je moet nooit zo erg gauw bang zijn, deed deze onverschillig.
Ze stapten op hun fietsen en voegden zich bij de rest van de club die hen juichend en schaterlachend verwelkomde.
Joep zwaaide triomfantelijk de ‘Zwaluw’ boven zijn hoofd.
- Réúze ging het! riep hij waarderend.
- Ging het gemakkelijk? informeerde Onno lachend.
- Och, man, als vanzelf! pochte Joep. Ik wandelde op mijn akkertje naar die schuur en haalde mijn ‘Zwaluw’ er uit. Alleen op de terugweg schrok ik me een hoedje, jô! Kom ik daar ineens de melkmeid tegen!
- Ga weg! En toen?
- Ze keek me erg gek aan, maar ik deed net of mijn neus bloedde, zei vriendelijk ‘goeden middag. Mooi weertje vandaag!’ en beende door.
| |
| |
- Wat zal die boer op zijn neus kijken, als hij straks zijn vliegtuig wil gaan bekijken! lachte Dolf.
- Als hij dan het verhaal van de melkmeid hoort, snapt hij natuurlijk alles van de samenzwering, meende Han.
- Eén ding hoop ik, grinnikte Bennie, dat er nooit écht iemand gereedschap komt lenen om zijn fiets te repareren, want dan is die nog níet jarig!
|
|