| |
| |
| |
IV - Meneer van Meeteren wordt in zijn slaap gestoord
Als een opgejaagd paard galoppeerde Frans Koning naar huis. Zijn handen had hij in zijn zakken en zijn vuisten kneep hij krampachtig dicht alsof hij iets te pakken had wat hij niet graag zou verliezen.
Hij sprong op het voorbalcon van een tram en maakte de bestuurder doodnerveus.
- Ik heb haast, bestuurder, zei hij, kunt u gauw wegrijden bij iedere halte?
- Ja, meneer... dat is te zeggen... antwoordde de bestuurder, ik moet natuurlijk wachten tot de conducteur, mijn collega, zogezegd, afbelt want anders gebeuren er ongelukken.
- Lieve help, ja, bedacht Frans te laat, ik heb natuurlijk weer een grote stommiteit begaan, door op het vóórbalcon te gaan staan. Ik had op het achterbalcon moeten springen, bij de conducteur.
Hij trappelde van ongeduld.
- Moet meneer de trein halen? vroeg de bestuurder.
- Nee, niet de trein... dat is te zeggen... viel Frans zichzelf in de rede, já, natuurlijk de trein! En als ik die trein niet haal, dan gebeurt er iets héél ergs, bestuurder.
Het was een goed idee om het tóch maar op die trein te gooien, want voor het halen van treinen tonen bestuurders en conducteurs van trams zich doorgaans zéér gevoelig.
- We zullen doen wat we kunnen, meneer, beloofde de bestuurder trouwhartig.
Maar nog nooit had enige tram ter wereld zo als een slak door de straten gekrópen als deze, althans, in Frans' verbeelding.
Dat dit idee, dit práchtige idee nu niet eerder in zijn gedach- | |
| |
ten was gekomen. En het was eigenlijk zo simpel, zo doodeenvoudig en zo vlak voor de hand liggend. Zó simpel, bedacht Frans nu wanhopig, dat het niet anders kon of een ander was er al opgekomen.
Natuurlijk. Je zou het zien. Gisteren, of misschien eergisteren had een ander lid van het personeel dit prachtidee al gekregen. Die vent zat zijn idee nu natuurlijk rustig uit te werken. Misschien was hij er al wel helemaal mee klaar. Misschien... nee, zéker zou die knaap morgen om negen uur al op privé bij meneer Van Meteren zitten en met een nonchalant gebaar van:
- Voila, meneer, het ei van Columbus!, zijn uitgewerkte plannen op het bureau van de directeur leggen.
En dan zou die zeggen:
- Prachtig! Dát is het. Jij bent mijn man, Jansen, of Pietersen, of hoe de geluksvogel ook mocht heten, jou benoem ik tot reclamechef en dat prul van een Koning, die man die niets kan bedenken, gaat er subiet uit.
Zó zou het beslist gaan.
Het koude angstzweet brak Frans uit.
Dan zou hij thuiskomen en Kittie moeten bekennen dat hij had gefaald, dat het hem aan fantasie had ontbroken, dat hij niet deugde voor dit werk. En dat was wel het ergste wat Frans kon overkomen.
Maar al die sombere gedachten konden toch niet verhinderen, dat hij thuis dadelijk naar zijn werkkamer ging, papier, inkt, tekenbord, tekenpapier, potloden, verf, liniaal en weet ik wat nog meer voor teken- en schrijfbehoeften voor zich opstapelde en aan het werk sloeg met een ijver en een toewijding of hij bezig was een middel te fabriceren waarmee de hele wereld, de mensheid incluis de eerste honderd jaar volmaakt gelukkig zou zijn.
Kittie kwam even later thuis.
Zij hóórde de stilte en begreep, dat Frans ingespannen aan de arbeid was. Zij hield zich als een muisje, maakte geruisloos de beruchte en onontbeerlijke boterhammen met
| |
| |
suiker en de sterke koffie klaar en zette dat alles bij Frans neer.
Frans mérkte het niet eens.
Frans wérkte.
Toen zij even later een tweede kop koffie wilde brengen, waren de boterhammen op, maar stond de koffie nog onaangeroerd. Frans keek met een verwezen blik van zijn vrouw naar de koffie en van de koffie naar zijn vrouw en zei dromerig:
- Nee... geen koffie... Ditmaal chocolademelk... alleen maar chocola... voor de inspiratie...
En hij kreeg zijn chocola.
Het werd elf uur...
Frans werkte.
Het werd twaalf uur...
Frans werkte...
Het werd één uur... twee uur... Kittie was in een fauteuil in slaap gevallen, met een boek op haar schoot... het werd drie uur... vier uur...
Frans werkte nog steeds.
Maar om half vijf begon hij ineens heel hard te lachen.
- Nu is het kláár, Frans, zei hij, kláár! Snap je eigenlijk wel wat dat betekent? Hé, ouwe jongen... kom eens tot jezelf. Ben je in slaap gesukkeld? O, ben je nog wakker? Valt me mee. Je bent kláár. Je hebt het hem geleverd.
Dolblij rende hij naar beneden met al zijn papieren en tekeningen onder zijn arm.
Hij wilde juichend de kamer binnenvallen, zo van:
- Hallo, Kittie! 't Is klaar. Hoeraa!!
En toen vond hij zijn vrouw slapende in een stoel.
En zij zag er zó lief en klein en onschuldig en een beetje... móé uit, dat Frans zich ineens ging staan schamen, omdat hij besefte dat hij helemaal niet aan haar, maar alleen maar aan zichzelf en zijn idee had gedacht.
Zorgvuldig dekte hij Kittie toe met een dikke, wollen plaid. Zijn tekeningen en papieren deed hij in een map en toen verliet hij, op zijn tenen, het huis.
| |
| |
Het was nog erg stil op straat, maar dat viel Frans niet op, zózeer was hij vervuld van zijn eigen reclameplan.
En dat hij nu door twee gewone schooljongens op dit idee was gebracht.
- Het leven hangt toch van toevalligheden aan elkaar, dacht hij wijsgerig.
Terwijl hij voortstapte overdacht hij de hele zaak nog eens, van begin tot eind en opnieuw moest hij tot de slotsom komen, dat zijn idee er mocht zijn.
En meneer Van Meeteren?
Frans glimlachte.
Die zou hem zonder mankeren om zijn hals vallen van blijdschap, bij wijze van spreken natuurlijk.
Maar dát pakte toch wel een beetje anders uit.
Want in zijn grote geestdrift had Frans helemaal verzuimd eens even op zijn horloge te kijken. Had hij dit wel gedaan, dan zou hij heus wel hebben begrepen dat het te gek was om nú al bij meneer Van Meeteren aan te komen.
Het was nog geen half zes, maar dat bemerkte hij pas toen hij al op de stoep van meneer Van Meeteren's huis stond. En toen was het te laat om nog terug te keren, want hij had al energiek op de bel gedrukt.
Verwezen staarde Frans naar de torenklok die hem zojuist vermanend tot de werkelijkheid had teruggeroepen.
Half zes!
Vermoedelijk lag meneer Van Meeteren nog te slapen.
Er klonk enig gerucht in het huis. Even flitste het door Frans' gedachten dat hij zich nog kon redden door op dit moment heel hard weg te lopen... Maar nee, dat zou toch wel zo verschrikkelijk kinderachtig en laf zijn.
Daar ging de deur al open en meneer Van Meeteren in eigen persoon keek slaapdronken door een kier. De man had de vorige avond een bespreking gehad, waarbij het nogal laat was geworden en als je dan om half zes in de ochtend uit je bed wordt gebeld, dan is dat echt niet iets om dodelijk verrukt van te zijn.
| |
| |
Frans staarde zijn baas aan en was niet in staat iets te zeggen.
- Nou? Wat móet dat, voor de drommel? blafte meneer Van Meeteren hem toe.
Frans kuchte, begon een excuse te stamelen, wat hem slecht afging en probeerde toen het doel van zijn komst te verklaren. Maar zijn gewone welsprekendheid liet hem hopeloos in de steek, nu hij begreep dat hij in zijn enthousiasme een tikje te ver was gegaan.
Meneer Van Meeteren luisterde gramstorig naar het enigszins verwarde verhaal.
- En... moest dat dan bepááld mídden in de nácht gebeuren? Kón dat dan niet tot kantóórtijd wachten...? Hè??!! vroeg hij, nóg tamelijk beheerst.
- Jawel, meneer..., maar ik dacht... als een ander... u begrijpt..., probeerde Frans uit te leggen.
Maar meneer Van Meeteren begreep helemaal niet en scheen ook vast niet van plan het te willen begrijpen.
- Loop naar de pómp, vent! was het enige bescheid dat Frans kreeg, waarna de deur met een smak voor zijn neus werd dichtgegooid.
De toekomstige reclamechef droop af als een geslagen hond.
Hij liep niet naar de pomp, maar zocht zijn toevlucht tot een bank die ergens onder een boom stond. Met een diepe zucht liet hij zich op het harde hout neervallen. Hij huiverde, want het was nog aardig koud, zo vroeg. En hij had zichzelf wel kunnen sláán.
- Nu heb ik alles op het laatste moment nog verprutst! was het enige wat hij wist.
Het mooie plan, de prachtige ontwerpen... Hij kon ze met een gerust geweten in de vuilnisbak deponeren, want bij meneer Van Meeteren zou hij er stellig niet meer mee behoeven aan te komen, gesteld dat deze hem nog op kantoor zou dulden, wat zeer de vraag was...
Nu was alles verloren...
Verl...??!!
Plotseling schoot Frans overeind.
| |
| |
Waar was de map? De map met tekeningen en plannen? Die hád hij niet meer! Weg! Verloren...?
Nee!!
Ineens wist Frans waar de map was: die had meneer Van Meeteren! Ja! Toen die hem beval: loop naar de pomp, vent, had hij hem gelijk de map uit de handen gegrist. Op dát moment was het Frans ontgaan, maar nú drong het eensklaps tot hem door. En hierdoor kwam het, dat Frans véél hoopvoller gestemd de bank verliet dan hij die had opgezocht, want... zijn doel had hij immers bereikt: zijn plannen waren in handen van meneer Van Meeteren, dus op de plaats waar ze moesten zijn!
Wat kon hij nog meer verlangen?
Twee dingen stonden nu vast:
Nummer één: dat meneer Van Meeteren spinnijdig was.
Nummer twee: dat hij de plannen zou bestuderen, nu hij ze eenmaal in zijn bezit had.
Misschien niet onmiddellijk. O nee, wellicht zou hij beginnen met de hele papierrommel in een hoek te smijten, maar later zou hij ze vast weer opzoeken. Alles wás dus nog niet verloren. Alles kón nog heel goed in orde komen.
Van nieuwe hoop vervuld, trok Frans Koning op huis aan.
Meneer Van Meeteren was inderdaad spinnijdig.
Dat betrof punt één, en dat klopte dus precies met Frans' vermoedens.
Maar in punt twee vergiste Frans zich wel een beetje.
Meneer Van Meeteren gooide de papierrommel namelijk niet in een hoek. Daarvoor was hij teveel zakenman. Ondanks het feit dat hij eenvoudig wild was van kwaadheid, brandde de map hem in de vingers. Hijzelf had dagenlang lopen broeden op een plan en bovendien had hij elke dag een voorstel van één zijner medewerkers verwacht, maar zijn broeden had geen resultaat gehad en niemand was met iets behoorlijks komen opdagen.
En nu, ineens, dít...
Hij hád op het punt gestaan de brutale nachtbraker van de
| |
| |
deur te schoppen, maar de dikke map in diens handen had hem eenvoudig gefascineerd. En dat was dan ook de reden geweest, waarom hij die map met een snauw naar zich toe had getrokken.
Hij opende, nog wel steeds foeterende, de map en zag... zag een paar fraai gekleurde ontwerpen die zijn hart sneller deden kloppen.
Meneer Van Meeteren ging zijn werkkamer binnen, knipte zijn bureaulamp aan en ontstak de gashaard. Toen ging hij zitten en haalde de papieren één voor één te voorschijn.
Hij bekeek... en keurde... en las... en dacht na...
En af en toe zei hij een kernachtig woord. En soms sloeg hij met de vlakke hand op de tafel.
- Verdraaid... daar zit wat ín...
Hij hield de tekeningen op een afstand... Dit was góéd!
‘KOLTHOF'S LUCHTVAARTCHOCOLADE’
Luchtvaart.
De toekomst. De glorie van dit kleine landje. Pioniers op luchtvaartgebied had Nederland opgeleverd. Héél het Nederlandse volk liep warm voor zijn luchtvaart. En zéker de jeugd. Waren mensen als Viruly en Smirnoff en Parmentier en Veenendaal niet de helden van deze tijd? Wilde iedere jongen niet graag piloot, ieder meisje niet graag stewardess worden?
Luchtvaartchocolade, dát zou ínslaan.
En hier waren de ontwerpen voor de omslagen van de drie repen die zijn fabriek zou gaan produceren:
‘PILOOT’, de bittere. Fors. Mannelijk. Stoer.
‘CONSTELLATION’, de melkreep. Je proefde de fijne, zoete smaak, bij het uitspreken van dit woord en bij het zien van de afbeelding van het slanke, soepele vliegtuig.
‘STEWARDESS’, de gevulde reep. Verfijnd. Verzorgd. Smakelijk.
Meneer Van Meeteren leunde achterover in zijn bureaustoel. Dat had die knaap, die nachtbraker, die burengeruchtveroorzaker niet gek bekeken!
| |
| |
En och, nu hij er over nadacht, kon hij ook best begrijpen, dat die Frans Koning geen uur, geen minuut meer had kunnen wachten, toen hij zijn ontwerpen eenmaal gereed had. Die jongen had natuurlijk ook gezien, dat dit idee prima was en, vanzelfsprekend, was hij er helemaal vól van geweest.
Verdraaid nog toe, daar zat pít in die vent. Hij mócht die enthousiastelingen wel. Die had hij juist nodig bij de reorganisatie van het bedrijf. Wat drommel, waren het niet júíst de enthousiastelingen, die de wereld deden draaien? Wat had je tenslotte aan de slome duikelaars, de weifelaars, de kat-uit-deboom-kijkers? Ze brachten je nooit in vervoering en ook nooit tot razernij.
Goed, zulke lui als deze Frans Koning, die ‘heet-van-de-naald’ te werk gingen, sloegen wel eens blunders, grepen wel eens mis, schoten wel eens bokken als jonge olifanten. Toegegeven. Maar aan de andere kant wisten zíj dan ook op een gegeven ogenblik met een geniale vondst of een sprankelend idee hun fouten nonchalant van de tafel te vegen.
Meneer Van Meeteren knikte een paar keer tevreden. Hij had het nog niet zo gek bekeken, toen hij deze jongeman in dienst nam. Hij had dadelijk gezien: dit is een jongen waar wat in zit en hij moet een kans hebben. Wel, en die kans had de knaap gegrepen. En daar zou hij plezier aan beleven.
Maar wat nu precies de bedoeling was van die reclamecampagne, dat snapte hij nog niet helemaal. Iets van een wedstrijd tussen namaakvliegtuigen. Leek niet zo gek. Zou zéker iets goeds zijn. Maar dat moest die jongen hem de volgende dag dan maar eens haarfijn uitleggen.
Meneer Van Meeteren was zijn verstoorde nachtrust glansrijk vergeten. Wat betekent tenslotte een uurtje slaap langer of korter, als het gaat om een goed reclameobject voor een nieuw idee?
Toen Frans om negen uur precies op kantoor kwam en hoorde dat hij onmiddellijk bij de directie moest komen, verschoot hij van kleur en voelde hij zijn maag raar draaien.
| |
| |
- Daar ga je, Frans, zei hij tegen zichzelf, terwijl hij zich met knikkende knieën voortbewoog in de richting van meneer Van Meeterens privékantoor. De baas is natuurlijk des duivels! Hij heeft geen oog meer dicht gedaan na half zes en zit daar achter zijn bureau als een briesende leeuw. Zodra jij binnenstapt, begint die leeuw te brullen en te klauwen en over vijf minuten, hoogstens een kwartier kom jij, Frans Koning, uit die kamer als het kleinste en onooglijkste mannetje dat een mens zich maar kan voorstellen. Zo naar en klein en platgeslagen ben je dan, dat ze je met gemak bij Kittie door de brievenbus naar binnen kunnen schuiven...
Maar dát viel hem mee!
- Ga zitten, beste kerel... Sigaar?... Liever een sigaret?... Ga je gang... Weinig geslapen vannacht? We moeten samen eens praten...
Zo was de ontvangst en na een minuut of wat zaten ze allergezelligst te praten en te roken. Meneer Van Meeteren sprak met geen woord over de vreemde scène van die ochtend en Frans wachtte zich natuurlijk wel dat pijnlijke onderwerp aan te roeren.
Hij sprak alleen maar over zijn reclameontwerp en deed dat met zoveel vuur en enthousiasme en liefde, dat het meneer Van Meeteren vermaakte en... verblijdde, omdat hij hierdoor de volle zekerheid kreeg, dat Frans Koning als reclamechef ‘the right man in the right place’ zou blijken te zijn.
- A propos, Koning, viel hij Frans plotseling in de rede, vertel eens, ben je in het bezit van een auto?
- Een... wát...? vroeg Frans verbouwereerd door deze onverwachte vraag.
- Een auto, weet je niet, zo'n ding op vier wielen met een motor erin!
Frans begon te lachen.
- Wat zou ik met een auto moeten doen? vroeg hij.
- Heb je je rijbewijs?
- Ja, kortgeleden gehaald, maar ik rijd al van mijn vijftiende jaar af, verzekerde Frans.
| |
| |
- Dat dacht ik wel. Koop er vandaag dan nog een, zei meneer Van Meeteren, alsof hij Frans opdroeg even een paar broodjes pekelvlees te gaan halen.
Frans keek zijn directeur niet bijster intelligent aan.
- U bedoelt... dat... dat ik... hakkelde hij.
- Ja, was het antwoord, ik bedoel, dat je vandaag nog een auto moet gaan kopen. Voor de zaak natuurlijk. Ja, kijk eens hier, het hoeft natuurlijk geen zes persoons limousine te zijn. Een klein wagentje, dat zuinig rijdt.
Frans' hartslag was nog niet helemaal normaal toen hij vroeg:
- Meent u dat nou, of...
Meneer Van Meeteren keek hem verbaasd aan.
- Ja, wis en zeker meen ik dat. Ik zit hier geen grapjes te verkopen. Of dacht jij misschien dat ik kapitalen ging besteden aan treinreizen en hotelkosten? We moeten het geld niet over de balk gooien, jongeman!
- O, nee... natuurlijk niet, zei Frans, die van een dergelijke spaarzaamheid geen kaas had gegeten.
- Kijk eens hier, hernam meneer Van Meeteren, zoals jij je die reclame voorstelt, met die wedstrijden en het inschakelen van jeugdverenigingen en scholen en al die dingen meer, zul je heel Nederland moeten afreizen, beste vriend. Natuurlijk kun je een heleboel schriftelijk afdoen. Dat spreekt. Daarvoor zul je een geschikte secretaresse nodig hebben. Maar je zult daarnaast talloze bezoeken moeten afleggen en besprekingen moeten voeren in alle delen van het land. Want dit moet allemaal goed worden georganiseerd. Er mag niets rammelen. Heb je je dat wel goed gerealiseerd?
- O ja... jaja, dat wel, antwoordde Frans, die zich in werkelijkheid nog geen pijn in zijn hoofd had gemaakt over de organisatie.
- Goed zo, besloot meneer Van Meeteren en, op zijn polshorloge kijkend, zei hij verschrikt:
- Alle mensen, 't is al half elf! Ik heb om elf uur een bespreking. Dus, je weet het, punt één: een auto kopen. Punt twee: een secretaresse aannemen. Bespreek dat laatste met de personeels- | |
| |
chef. En verder, je plannen tot in de finesses uitwerken. Niets vergeten. Niets over het hoofd zien. Schiet op en kom mij van tijd tot tijd op de hoogte houden van je vorderingen. Bonjour!
Frans stond buiten de kamer vóór hij er goed en wel erg in had. Hij tuimelde als een dronken matroos door de gang. Was hij nu werkelijk wakker of was dit allemaal maar een prettige, komische droom?
Maar toen hij een ogenblik later, bij een hoek van de gang tegen een juffrouw opbotste die heel voorzichtig een blad met koppen gloeiendhete chocolademelk droeg, wist hij het drommels goed! Van dat ogenblik af was alles plotseling échte werkelijkheid.
Maar die ochtend kon Frans het op kantoor niet meer uithouden. Alles was hem in dit gebouw te klein en te bekrompen en te benauwd. Hij móést er uit, de vrije lucht in.
En dat deed hij. En hij deed nog meer. Dit succes moest hij vieren, op een buitengewone manier.
In een banketbakkerswinkel kocht hij een enorme taart en in een bloemenwinkel een boeket bloemen. Bij een goudsmid zocht hij een ring uit, die Kittie vást mooi zou vinden en in een sigarenwinkel kocht hij een doosje extra lekkere sigaretten.
En zo beladen kwam hij thuis, bij Kittie, die alles dadelijk begreep en tranen in haar ogen kreeg van blijdschap, omdat háár Frans dit succes had geboekt.
Zij vierden samen feest en gingen die avond naar een prácht van een film!
|
|