| |
| |
| |
III - Een vliegtuig en een bezoeker die erg vreemd doet
Mam, vroeg Geertjan, vindt U het goed dat Han vanavond bij mij komt om huiswerk te maken?
- Dat is best, hoor, antwoordde mevrouw Smedema, vader en ik zijn ook wel nieuwsgierig naar je nieuwe vriend. Je praat zó dikwijls over hem, dat wij graag eens nader kennis willen maken.
- U hebt hem toch wel gezien, mam, eergisteren, toen hij mij kwam halen?
- Jawel, ik heb hem al een paar keer gezien, maar dat was op een afstand. Wij willen hem ook wel eens van dichtbij meemaken. O, wacht eens even... viel zij zichzelf in de rede, daar schiet mij wat te binnen. Wij krijgen vanavond nog meer visite.
- Jasses, reageerde Geertjan meer eerlijk dan vriendelijk, wie komen er dan, mam?
- Meneer en mevrouw Koning, was het antwoord.
Geertjans gezicht klaarde weer op.
- O, zei hij, dat vind ik wel leuk. Dat zijn aardige mensen.
- Hè, gelukkig, deed mevrouw Smedema kwasi opgelucht, ik was al bang, dat het bezoek de goedkeuring van de Heer Junior niet zou kunnen wegdragen.
- Nou ja... antwoordde Geertjan een beetje verlegen door de reprimande die duidelijk in moeder's scherts lag opgesloten, soms komen er toch écht wel eens vervelende mensen op bezoek. Dat vindt u zelf óók wel eens, mam, want laatst zei u nog, toen...
- Hou je mond, vlegel, viel mevrouw Smedema haar zoon lachend in de rede, jij mag mij niet herinneren aan de keren dat ik zo dom was om in jouw bijzijn mijn mond voorbij te praten!
| |
| |
- U is een schat, mam! zei Geertjan.
- O, tóch, vroeg zijn moeder en zij voegde er aan toe: maar dat slaat nou net precies nérgens op!
Maar de zoon was de deur al uit.
Die avond belde Han om half acht aan bij de familie Smedema. Geertjan deed zelf de deur voor zijn vriend open.
- Hallo! groette Han, terwijl hij een groot pak voor zich uit de gang in duwde.
- Grote grutten, riep Geertjan uit, wat sleep je nú allemaal mee? Is dat je huiswerk?
- Precies geraden, was het antwoord. Ik ben van plan om vanavond hard te gaan studeren en daarom heb ik alle wetenschap in boekvorm die ik thuis kon vinden meegesjouwd.
- Nee, maar zonder dollen, wat heb je daar? vroeg Geertjan nieuwsgierig, terwijl hij het pak betastte.
- Niet zo ongeduldig, berispte Han uit de hoogte, kalm je beurt afwachten. Je zult het gauw genoeg weten.
- Kom, zei Geertjan, ga mee naar de huiskamer, vader en moeder willen je graag zien en straks komt er visite. Laten we maken dat we op mijn kamer zitten voor die komt. Moet je dat pak mee naar binnen sjouwen?
- Bewaar me, nee, je vader zou denken dat ik een helse machine zijn huis binnensmokkelde. Kan ik het hier ergens neerzetten, dan nemen we het straks mee naar je kamer.
- O ja, plak maar neer, onder die kapstok, daar, was het antwoord.
- Vader, moeder, dit is nu Han de Vreugd, stelde Geertjan zijn nieuwe vriend voor terwijl hij hem, niet helemaal volgens de regelen der etiquette voor zich uit de huiskamer binnenduwde.
Smedema waren echt van die mensen bij wie je je dadelijk op je gemak voelde. Je kunt het soms hebben, wanneer je voor het eerst bij iemand op bezoek bent, dat je je verplicht voelt zo netjes recht op een stoel te blijven zitten, of je een bezemsteel hebt
| |
| |
ingeslikt, maar daar had je bij de familie Smedema helemaal geen last van.
De ouders van Geertjan waren nog betrekkelijk jonge mensen. Zij hielden allebei veel van sport, zeilden en tennisten veel en meneer Smedema sloeg, als zijn werk het toeliet, geen enkele interland voetbalwedstrijd over, sinds hij zelf niet meer voetbalde.
Han zag onmiddellijk het grote verschil tussen meneer Smedema en zijn eigen vader.
Het was natuurlijk ook wel begrijpelijk dat die, door zijn werk als ambtenaar op een postkantoor een heel andere figuur was dan meneer Smedema, die een druk, levendig en afwisselend beroep had, veel moest reizen en met veel en velerlei mensen in aanraking kwam.
Han's vader was bedaagder, stiller, heel erg precies in allerlei dingen en een tikje stug.
O, natuurlijk achtte Han zijn vader heel hoog. Dat wel. Hij hield veel van hem en hij had een diep respect voor hem, omdat hij wist dat zijn vader door hard werken, door plichtsbetrachting en ijverig studeren, het van eenvoudig klerkje had weten te brengen tot chef. Maar Han miste in zijn vader wel eens de vertrouwde, oudere vriend die Geertjan ongetwijfeld in zíjn vader wel bezat.
Het kwam dan ook uit de grond van zijn hart toen hij, eenmaal met zijn vriend alleen, zei:
- Wat een fíjne lui zijn jouw ouders, zeg!
- Ja, hè? beaamde Geertjan gretig en zijn ogen glinsterden bij de lof van zijn vriend. Hijzelf vond ook, dat hij de beste vader en moeder van de hele wereld had!
Han bewonderde de kamer van zijn vriend en stak die bewondering niet onder stoelen of banken.
- Heb jij geen eigen kamer? vroeg Geertjan.
- Jawel, was het antwoord, maar lang niet zo'n mooie als deze. Ik heb een zolderkamer. Wij hebben niet zo'n heel groot huis. Het heeft mijn vader al moeite genoeg gekost om hier een geschikt huis te vinden. Wij moesten natuurlijk ruilen en dan heb je niet veel keus.
| |
| |
- Tja... ik heb nooit anders gekend dan dit huis. Ik ben hier geboren. Ik weet niet beter. Ik kan het ook niet helpen, meende Geertjan zich te moeten verontschuldigen omdat hij zo bevoordeeld was.
Han schoot ervan in een lach.
- Ik gun jou je mooie kamer wel, hoor! zei hij.
- Van een zolderkamer kun je vaak best wat leuks maken, meende Geertjan.
- Ja, en óf! bevestigde Han, ik heb er ook een verdraaid leuke kamer van gemaakt.
- En kom nu eens voor de draad met je bagage. Ik brand van nieuwsgierigheid, spoorde Geertjan zijn vriend aan.
Han opende het pak en toen riep Geertjan verrast uit:
- Verhip...! Een vliegtuig! Wat een lollig ding, zeg. Geef eens op, mag ik hem vasthouden?
- Natuurlijk, daar heb ik hem voor meegebracht, pak maar aan.
- Wat is dat ding licht. 't Lijkt wel een veertje, verbaasde Geertjan zich, terwijl hij het vliegtuigje met zijn hand op en neer bewoog. Daar zit natuurlijk geen motor in, hè?
- Nee, verklaarde Han, dit is een model zweefvliegtuig.
- En heb je die zelf gemaakt? vroeg Geertjan.
- Ja, twee jaar geleden. Ik was toen nog maar een beginneling, hoor. Het was het eerste model dat ik maakte. Maar ik moet erbij zeggen, dat dit model het niet zo best doet. Ik kreeg toen een bouwtekening en wat materialen voor mijn verjaardag. Ik wist van niets en ik dacht dat het allemaal niet zo heel erg nauw stak. Ik was dolblij met mijn cadeau en ging veel te haastig aan het werk. Het resultaat was natuurlijk, dat het ding niet zuiver uitgebalanceerd was en dat er aan de afwerking nogal wat mankeerde. Het zwaartepunt lag niet goed. Later heb ik er nog wel wat aan bijgeknoeid, maar ideaal is het nooit geworden. Ik had veel precieser moeten werken.
- Luistert dat dan allemaal zó nauw?
- Man, nog veel nauwer dan je denkt. Als je een werktekening hebt, dan moet je beginnen met die heel lang en grondig te be- | |
| |
studeren, vóór je aan het werk gaat. Alles moet tot op de milimeter nauwkeurig gemaakt worden zoals het op de tekening staat aangegeven want anders mislukt de hele zaak en krijg je je model nooit meer helemaal goed. Dat heb ik ondervonden. Wat ik kreeg was een vliegtuig dat eigenlijk helemaal niet deugde.
- Jammer, vond Geertjan.
- Ja, natuurlijk is het jammer. Maar van schade en schande word je wijs en een volgende keer ben ik nauwkeuriger te werk gegaan.
- Heb je later weer een nieuwe gemaakt?
- Ik ben nu al aan mijn vierde bezig en ik heb ook andere jongens dikwijls geholpen met bouwen.
- Toch vind ik dit wel een fijn ding.
- Jawel, om te zien is hij wel aardig maar wat heb je eraan als hij niet goed kan vliegen?
- Doet dit model het dan helemaal niet?
- Jawel, maar niet zoals ik het wil hebben.
- Maar als je hem in de lucht gooit, dan zeilt hij toch wel een eindje voort?
Han begon te lachen.
- Ik kan wel horen dat je je nog nooit voor zweefvliegen hebt geïnteresseerd, zei hij, wat een uitdrukkingen: in de lucht gooien en een eindje voortzeilen. Wil je wel geloven, dat een enthousiaste modelbouwer bij zulke uitdrukkingen de koude griezels over zijn ruggegraat voelt lopen?
Geertjan grinnikte.
- Nu ja, misschien zeg ik het niet mooi genoeg naar jouw zin, maar als je het goed bekijkt, dan komt het daar toch wel op neer?
Han schudde verongelijkt zijn hoofd.
- Je hebt er geen flauw idee van, zei hij, dat in de lucht gooien zoals jij het noemt, heet starten en dat is heus niet zó maar in de lucht gooien. Dat moet héél nauwkeurig gebeuren. Je moet precies weten hoe je je model moet vasthouden. Om maar wat te noemen: even achter het zwaartepunt en dan moet de neus een beetje naar beneden gericht worden. Verder moet je recht tegen
| |
| |
de wind in starten zodat je eerst heel goed moet nagaan van welke kant de wind komt.
- Dat is natuurlijk gemakkelijk genoeg, meende Geertjan, je kijkt maar in welke richting de wolken drijven of... of welke kant de rook uit een schoorsteen uitgaat.
- Dan ben je al mis! lachte Han.
- Mis? vroeg Geertjan, heb jij de wolken of de rook dan wel eens tegen de wind in zien drijven?
- Nee, niet tegen de wind in, die op die hoogte waait, natuurlijk niet, maar die wind is heus niet altijd dezelfde als de wind die een paar meter boven de grond waait.
- Ga nou!
- Nee, echt niet. Dat scheelt soms stukken.
- Goed, maar je model komt toch zeker niet zó hoog, veronderstelde Geertjan.
- Daar zou je van staan te kijken. Dertig tot vijftig meter hoogte is geen zeldzaamheid!
- Zó hoog?
- Ja, zeker. En als er veel thermiek is, dan komt een model daar nog wel bovenuit ook.
- Thermiek! O ja, daarover heb ik wel eens gehoord, over de radio. Ze zeggen dan: berichten voor zweefvliegers, geen of weinig thermiek.
Geertjan was blij dat er nu eindelijk iets was, waarover hij wel eens had gehoord. Hij wist alleen niet goed wat het woord betekende en daarom zei hij aarzelend:
- Wat... eh... wat bedoelen ze nu eigenlijk precies met thermiek? Ik weet het wel zo'n beetje, maar...
- Thermiek, verklaarde Han, dat is eigenlijk niet anders dan opstijgende warme lucht, snap je?
- Ja... natuurlijk... maar...
Eerlijk gezegd snapte hij er niets van, maar het kwam zijn eer te na dat ronduit te bekennen.
- Kijk, legde Han uit, als de zon de hele dag op een... laten We zeggen op een heideveld heeft staan branden, dan neemt de
| |
| |
grond al die zonnewarmte op. Maar op een gegeven ogenblik geeft die grond de opgespaarde warmte weer terug.
- Als die grond het te warm krijgt? grapjaste Geertjan.
- Ja, zoiets, knikte Han. De lucht bóven die grond wordt op die manier dan verwarmd. Er ontstaat een soort bel van warme lucht.
- Net of de grond aan het bellenblazen is?
- Ja. En op een moment laat die bel los en stijgt omhoog.
- O, is dát nu thermiek? begreep Geertjan.
- Ja en als je model nu in zo'n opstijgende luchtbel terechtkomt, dan gaat het mee omhoog, snap je?
Geertjan knikte. Hij begon het inderdaad een beetje te snappen. Eigenlijk was het heel eenvoudig. Maar hij bewonderde zijn vriend wel, omdat die dat allemaal zo precies wist en er zo duidelijk over kon praten.
- Nu loop je natuurlijk de kans, ging Han verder, dat je model op die manier heel hoog en in snel bewegende luchtlagen terechtkomt. Het drijft dan af...
- En je vliegtuigje raakt foetsie! vulde Geertjan aan.
Han knikte.
- Precies, beaamde hij. Ik ben op die manier eens een mooi, nieuw model kwijtgeraakt.
- Jammer.
- Ja en daarom is het ook goed en dat had ik toen verzuimd, om je naam en je adres op het model te vermelden. Ergens komt het ding wel weer op de begane grond en als het dan door een eerlijke vent wordt gevonden dan krijg je het meestal wel weer teruggestuurd of je ontvangt een kaart waarop staat waar je je vliegtuigje kunt terughalen.
Geertjan bekeek het vliegtuigje dat hij in zijn hand hield nu ineens met heel andere ogen. Eerst had hij het gezien als een leuk ding: ‘net echt’. Een aardig stuk speelgoed, waar je wel even plezier mee kon hebben maar dat toch eigenlijk een beetje te kinderachtig was voor jongens van zijn leeftijd. Maar door de verschillende dingen die Han hem vertelde, begon hij te begrij- | |
| |
pen dat een modelzweefvliegtuig toch nog wel iets méér was dan een stukje kinderspeelgoed.
- En is het nu moeilijk, zo'n ding te maken? vroeg hij.
Han haalde zijn schouders op.
- Och, zei hij, gemakkelijk is het natuurlijk niet. Er komt heel wat meer bij kijken dan je zo op het eerste gezicht denkt. Er zijn jongens die nooit van z'n leven een behoorlijk model in elkaar krijgen. Maar als je een beetje handig bent en met gereedschappen kunt omgaan, dan is het heus geen heksentoer.
- Met gereedschappen kan ik wel omgaan, zei Geertjan. Wij hebben achter het huis een grote schuur. Daar heeft mijn vader een werkbank staan met een bankschroef en er zijn vijlen en hamers en tangen en alles wat je maar nodig hebt. Natuurlijk pruts ik daar dikwijls.
- Ja, de techniek zit jou zeker wel in het bloed, lachte Han. Het zou al heel gek zijn als de zoon van een ingenieur geen stuk gereedschap zou kunnen vasthouden.
- Vader heeft mij heel wat geleerd over gereedschappen en zo.
- Kan je figuurzagen? informeerde Han.
- Ja, in hout en in metaal! antwoordde Geertjan trots.
- En heb je ook een soldeerbout?
- Reken maar. Een práchtstuk!
- Een electrische?
- Wat dacht je dan?
- O, een gasbout is ook best, hoor. Maar een electrische wordt niet zo gauw vuil. Maar als je al die gereedschappen hebt en er mee om kunt gaan, dan ben je immers klaar. Als je ook een model wilt maken, dan help ik je graag. Of heb je er geen zin in?
- Ja... 't lijkt me nu wel leuk. Ik dacht altijd dat het maar een kinderachtig gedoetje was, maar nu zie ik wel dat er méér in zit. Toch zou ik eerst zo'n ding wel eens willen zien vliegen.
- Dat kan! zei Han, blij dat zijn vriend ook iets begon te voelen voor zijn hobby. Maar niet dit model. Daar heb je niets aan. Je moet dan ook een góéd model zien vliegen. Ik ben wel gauw klaar met het model waar ik nu mee bezig ben. Als ik ga proef- | |
| |
vliegen, ga je mee en als je het leuk vindt en natuurlijk vind je het leuk, dan ga jij er ook een maken.
- Als jij me helpt.
- Natuurlijk. We zijn toch vrienden.
- O ja, wat ik nog vragen wilde. Heb je erg veel materialen nodig? Het is maar, met het oog op mijn portemonnaie, zei Geertjan.
- Ja, dat begrijp ik, maar dat valt heus wel mee. In de eerste plaats heb je natuurlijk wat hout nodig. Balsa is het beste, maar ik weet niet, of je dat hier kunt krijgen en het is ook niet zo héél goedkoop. Ik gebruik Spruce, dat is even goed.
- Spruce? vroeg Geertjan, wat is dat? Daar heb ik nog nooit van gehoord.
- Dat is het echte vliegtuighout, vertelde Han. Maar je kunt ook best Populieren- of Lindenhout gebruiken. Vooral voor zo'n eerste model behoef je niet dadelijk het allerbeste te gebruiken. En dan moet je bamboe hebben, voor de gebogen delen.
- En de bekleding? vroeg Geertjan, met zijn vingers over het model strijkend. Waar is die van?
- Dit model is met papier bespannen. Japans papier. Het is bestreken met Nitro-spanlak. Daarom staat het zo strak. Die lak beveiligt het papier ook tegen de invloed van het weer.
- Wordt er altijd papier gebruikt? Het lijkt mij zo onsterk.
- O, het is sterk genoeg, vooral als het met die lak is bewerkt. Maar je kunt ook iets anders gebruiken voor bespanning. Japanse zijde bijvoorbeeld, dat is prachtig, maar dát kost ook centjes! En ik zou je aanraden om aan je eerste model niet onnodig veel geld te besteden. Je moet het eigenlijk beschouwen als een soort proef. Later ga je betere modellen bouwen en dan kun je er altijd wat meer geld aan spenderen.
- En, wat is er nog meer nodig?
- Lijm. En wat metaal, zoals koperdraad en blik enne... kleine stukjes aluminium.
- Mooi, dát kost me niets, want op de fabriek van vader is afval genoeg, lachte Geertjan.
| |
| |
- Ja, dat voordeel heb jij natuurlijk.
- En jij ook, want als je iets nodig hebt, dan geef je maar een gil. Die kleine stukjes afval worden anders toch maar weggegooid.
- Aan die belofte hoop ik je te houden!
- Kun je gerust doen.
- Fijn. Vast bedankt! Je zult eens zien, jô, wat een plezier je aan je model beleeft. Eerst al aan het bouwen. Je knutselt toch graag?
- Ja, daar houd ik wel van.
- En dan de spanning, of je model het goed zal doen. Je eerste vlucht. Je zult zien, als je er eenmaal mee bent begonnen, dan kun je er niet meer mee ophouden. Dan wil je steeds mooier en betere modellen maken. Bij ons op school was het gewoon een rage!
- Maar hier op school doet niemand er aan.
- O, dat komt wel, let maar op. Eén of twee moeten de eerste stoot geven. Je zult eens zien hoe gauw de anderen er ook aan gaan beginnen als zij weten dat wij er mee bezig zijn en als ze onze modellen in de lucht hebben gezien.
- Best mogelijk. Als er veel komen moeten we maar een club oprichten, meende Geertjan.
- Die komt er vanzelf.
- Dan moet jij leider worden, want geen mens bij ons weet er iets van.
Han maakte een schouderbeweging.
- Nee, zei hij, om bouwleider te zijn moet je er meer van weten dan ik.
- Wees niet zo bescheiden! Als ik je er zo over hoor praten... lachte Geertjan.
- Ja, dan lijkt het voor jou heel wat. In het land van de blinden is éénoog nu eenmaal koning.
Toen werd er geklopt en de man die zijn hoofd om de deur stak was niemand anders dan Frans Koning.
- Hallo, jongens, mag ik binnenkomen? vroeg hij.
- Ha, meneer Koning! riep Geertjan verrast, natuurlijk! Komt u er maar in. Dit is mijn vriend, Han de Vreugd.
| |
| |
- Hoe maak je het, Han? Alle mensen, Geertjan, wat heb je dáár? Een Constellation?
- Dat is een modelzweefvliegtuig, legde Geertjan uit. Het is van Han. Han heeft het zelf gebouwd en nu gaat hij mij helpen er ook een te bouwen.
Frans Koning bekeek het vliegtuigje aandachtig.
- Han heeft in de plaats waar hij vroeger woonde aan wedstrijden meegedaan.
- Zo... zo... tja, dat is leuk werk..., zei Frans peinzend.
- En alle jongens maakten hun modellen zelf, ging Geertjan voort. Ik vond het eerst erg kinderachtig, maar Han heeft me verteld wat er allemaal vastzit aan die modelbouwerij en het lijkt me nu wel leuk. We gaan proberen hier ook een club op te richten en dan kunnen wij ook wedstrijden onder elkaar houden. Niet, Han?
Maar voor Han antwoord kon geven, stiet Frans Koning een eigenaardige kreet uit, tot grote verbazing van de twee vrienden.
- Tjéééiiii... riep hij en toen zei hij plotseling, alsof hij vreselijk kwaad op iemand was:
- Sufferd! Stommeling! Rund dat je bent! Natuurlijk. Dat je dáár nou niet eerder aan hebt gedacht. Dit is toch zo klaar als een klontje? Dit ís het! Ik héb het!
- Wat... begon Geertjan.
Maar Frans Koning luisterde niet eens.
- Saluut, jongens, tot kijk! Jullie horen nog wel van mij! riep hij en wég was Frans Koning, de beide jongens in stomme verbazing achterlatend.
- Nou... moe... stotterde Geertjan.
- Wat... wat heeft... díe nou...? vroeg Han geschrokken.
- Ik snap er geen láárs van, dáár, besliste Geertjan. 't Lijkt wel, of hij ineens een klap van de mallemolen heeft.
- Wie is die snoeshaan eigenlijk? vroeg Han oneerbiedig.
- Frans Koning, antwoordde Geertjan, maar toen wist zijn vriend nóg niets.
- Hij is een vriend van vader, verduidelijkte Geertjan, en zijn
| |
| |
‘Zo... zo... tja, dat is leuk werk...’ zei Frans peinzend
vrouw is een vriendin van moeder. Moeder en zij zitten samen in een vereniging die goeie dingen doet... of wil doen... weet niet precies.
- Is hij bij je vader in de zaak? vroeg Han.
- Nee, was het antwoord, hij is journalist en hij schrijft ook boeken en hij tekent.
- Ken je hem goed?
- Hij komt hier vaak.
- Doet hij dan altijd zo vreemd?
- Welnee, jô! O, gekke invallen heeft hij genoeg. Je kunt wel met hem lachen. Maar wat hem nú toch mankeert mag Joost weten! verklaarde Geertjan.
Hij zuchtte en haalde toen zijn schouders op.
- 't Gaat ons ook eigenlijk niets aan, meende hij, meneer Koning
| |
| |
zal er zijn reden wel voor hebben. Misschien heeft hij iets vergeten en schoot hem dat nu juist te binnen.
- Weet je wat ik dacht, lachte Han, dat het kwam door mijn model!
- Welnee, dat denk ik niet, zei Geertjan en hij liet er op volgen:
- Zullen we nu maar niet eens aan ons huiswerk beginnen? We hebben onze tijd lelijk verkletst met dat zweefvliegtuig van jou!
- Heb je er spijt van?
- Nee, jô, helemaal niet, dat weet je best, maar we hebben nog een hele hoop te doen, en ik heb geen zin om morgen met mijn mond vol tanden te staan.
- Je hebt nog gelijk ook, beaamde Han.
Even later zaten de twee vrienden gebogen over boeken en cahiers en waren zij de modelzweefvliegerij en Frans Koning voor een poosje vergeten.
Frans Koning, intussen, was naar beneden gestormd, de trap af, de huiskamer binnen, waar meneer en mevrouw Smedema en Kittie rustig zaten te praten.
- Edo... Emmie... zei Frans ademloos, tegen Geertjan's vader en moeder, het spijt me als ik misschien onbeleefd ben, maar ik moet subiet weg!
Het drietal keek hem verbaasd aan.
- Wèg? Maar wat... begon meneer Smedema.
Frans Koning weerde echter af, met heftige gebaren.
- Vraag niets. Vraag niets. 't Kan geen minúút uitgesteld worden. Ik móét weg. Adieu, tot ziens... nee, blijf maar zitten, ik kom er wel uit...!
Weg was hij. Maar ineens kwam zijn hoofd weer om de hoek van de deur en hij zei:
- O ja, Kittie... ik vergat jou... neem me niet kwalijk... ik zag niet zo gauw dat je hier ook was. Ik heb het, Kittie... Ik héb het!!
Toen was hij verdwenen. De drie hoorden de deur dichtslaan.
Kittie zuchtte.
| |
| |
- Ik zal ook weg moeten, lui, zei ze berustend.
- Maar wát... begon meneer Smedema opnieuw.
Maar ook Kittie deed raar.
- Vraag maar liever niets, zei ze, hij zegt, dat hij het heeft. Wát hij heeft weet ik ook niet. Hoewel... ik vermoed iets... Maar in ieder geval zal hij boterhammen met suiker moeten hebben en sterke koffie. Ik moet erbij zijn. Hij is soms nog net een kleine jongen. Adieu... nee, blijf maar zitten, ik kom er wel uit...
Toen de deur voor de tweede maal dichtsloeg kreeg meneer Smedema zijn spraak pas terug.
- Nee... van zó'n stel heb ik toch écht niet terug... verzuchtte hij.
- En wat hebben die boterhammen met suiker in vredesnaam te betekenen? vroeg mevrouw hoofdschuddend.
|
|