| |
| |
| |
II - Op zoek naar een idee
Op het kantoor van die cacaofabriek werd, op dezelfde middag, waarop Geertjan en Han een wandeling langs de rivier maakten, een zeer belangrijke vergadering gehouden.
Het was met Kolthof's cacaofabriek een beetje vreemd gesteld.
De repen chocolade die er werden gefabriceerd, waren niet beter dan die van andere fabrieken. Maar niet slechter ook. En toch werden er lang niet zoveel van verkocht als van andere merken. Dat kwam, doordat de mensen Kolthof's chocoladerepen nauwelijks kenden. De oudere mensen wel, maar de jongere generatie niet.
Daar was natuurlijk een reden voor, zoals er voor alles een reden bestaat. En die reden was in dit geval de volgende:
De firma Kolthof bestond al heel lang. De vader van de tegenwoordige meneer Kolthof had de fabriek destijds opgericht en als je weet, dat de tegenwoordige meneer Kolthof al tweeënzeventig jaar was, dan kun je zelf wel zo'n beetje nagaan hoe oud Kolthof's cacaofabriek al was.
Vroeger, een halve eeuw of zo geleden, waren er nog niet zoveel verschillende merken chocolade en toen kende iedereen Kolthof's repen. Maar geleidelijk aan waren er nieuwe fabrieken opgericht die allerlei lekkere soorten chocolade in de handel brachten. Melk, bitter, met nootjes en gevuld, van alles. En die verschillende fabrieken maakten natuurlijk een enorme reclame voor hun producten. In de kranten verschenen grote advertenties, die soms wel een hele pagina besloegen. Er werden reclames geschilderd op borden en muren en er kwamen lichtreclames.
En aan al die reclame deed de heer Kolthof niet mee.
| |
| |
Meneer Kolthof dacht:
- Iedereen kent mijn repen. Iedereen weet dat ze lekker smaken. Iedereen weet dat ze voedzaam en gezond zijn en iedereen weet ook, dat ik geen rommel, maar prima producten verkoop. Waarom zou ik dan nog eens duizenden guldens aan reclame gaan uitgeven? Allemaal overbodig.
- Goede wijn behoeft geen krans, zei de heer Kolthof en hij glimlachte tevreden.
Maar de redenering van meneer Kolthof was heel kortzichtig.
Hij had moeten begrijpen, dat voor ieder product dat door veel mensen moet worden gekocht, onophoudelijk reclame moet worden gemaakt. Ook al is het nóg zo goed en al kopen nóg zoveel mensen het regelmatig.
Zo is dat nu eenmaal.
En zo kon het dan ook gebeuren, dat Kolthof's chocolade een beetje in het vergeetboek geraakte en alleen nog werd gekocht door mensen die nu eenmaal aan die chocolade gewend waren, maar niet door jongere mensen, die steeds de daverende reclames van andere merken onder de neus geduwd kregen.
Natuurlijk bemerkte meneer Kolthof op de duur wel, dat zijn omzet achteruit liep. Zoiets ontgaat de eigenaar van een bedrijf niet. Maar toch vertikte die oude heer het om, net als zijn concurrenten, ook reclame te gaan maken. Die verbluffende reclames met cadeaustelsels en prijsvragen en slagzinnen en rijmpjes, daar trok meneer Kolthof zijn neus voor op.
- Dat is beneden de waardigheid van onze honderdjarige firma. Mijn vader zou het ook nooit hebben gedaan, meende hij.
Och, meneer Kolthof ging eenvoudig niet met zijn tijd mee, zoals men dat noemt. Hij vergat, dat de twintigste eeuw nu eenmaal een andere is dan de negentiende en dat er in honderd jaar veel verandert, niet alleen aan de wereld, maar ook aan de mensen en hun behoeften en verlangens.
En toen... toen kwam er ineens een neef van meneer Kolthof op het toneel.
Die neef, August van Meeteren, had jarenlang in Indië ge- | |
| |
woond en gewerkt. Maar door alle gebeurtenissen en verwikkelingen daar in het verre Oosten, vond meneer Van Meeteren het daar niet prettig meer. Hij had een heleboel geld verdiend en hij besloot om naar Nederland terug te keren.
Nu had hij gemakkelijk zijn verdere leven van dat geld kunnen leven, zonder nog maar een vinger uit te steken, maar dat was niets voor August van Meeteren. Hij was nog betrekkelijk jong en aan stilzitten had hij, ronduit gezegd, een broertje dood.
Op een goede dag ging hij eens met zijn oom Kolthof praten. Hij bekeek de zaken, snuffelde in de boeken en zag al heel gauw, dat het scheef ging met de oude, solide firma. Hij stelde zijn oom toen voor, hem als mededirecteur in de firma op te nemen.
Dat deed Van Meeteren natuurlijk niet omdat hij zijn oom zo'n beste, aardige kerel vond, maar alleen omdat hij er van overtuigd was dat er met hard werken van de fabriek weer een bloeiend bedrijf gemaakt kon worden.
Eerst voelde meneer Kolthof maar een bedroefd beetje voor het idee van zijn neef. Hij was altijd gewend geweest zijn zaakjes zelf en alleen op te knappen en het leek hem helemaal niet aanlokkelijk een vreemde snoeshaan naast zich te hebben om hem op zijn vingers te kijken. Bovendien had hij er zo'n flauw idee van, dat zijn neef wel eens iemand kon zijn met allerlei moderne ideeën, waarvan hij nu eenmaal niets moest hebben.
Maar aan de andere kant... er móest nodig worden verbouwd en er móesten ook nieuwe machines komen en het bedrijfskapitaal was écht niet meer zo geweldig groot. Dus hapte meneer Kolthof tenslotte zuchtend en vertwijfeld en met een bang hart toe. Ook al, omdat er toch ééns een opvolger zou moeten komen, om de zaak voort te zetten als hij er eens niet meer zou zijn.
August van Meeteren deed dus zijn intrede in het bedrijf.
En toen had je het lieve leven gaande!
Nauwelijks zat hij op zijn directeurszetel of het begon te stormen.
Dít moest veranderd worden en dát verbeterd. Híer moest gemoderniseerd worden en dáár gereorganiseerd. Dié man was te oud
| |
| |
en moest met pensioen gezonden worden en dáár moest een actiever kerel de leiding krijgen.
Meneer Kolthof zat te bibberen op zijn ouderwetse draaistoel en kermde:
- Wat ben ik begonnen...
Maar neeflief, die een heleboel geld in de zaak had gestoken, ging rustig zijn gang.
Reclame moest er gemaakt worden!
Reclame!
De naam: ‘Kolthof's chocolade’ moest op ieders lippen komen.
Maar hoe kon dát bereikt worden?
Kijk, om daar eens over te praten was voor die bewuste middag de bedrijfsvergadering uitgeschreven.
De oude meneer Kolthof zat er maar een beetje zieligjes bij, terwijl zijn neef het woord voerde.
- Mijne heren, zei deze, er moet een nieuwe, frisse wind door het bedrijf gaan waaien. Er moet weer leven in de brouwerij komen, willen wij de fabriek niet alleen draaiende houden, maar ook uitbouwen.
Hij vertelde de geschrokken employés onomwonden, dat het bestaan van allen die aan het bedrijf verbonden waren, op het spel stond.
- Als het zo blijft doorgaan, dan zullen we op een gegeven ogenblik genoodzaakt zijn te likwideren en dan staat u allemaal op straat! Nu wil ik iets nieuws gaan brengen. Die oude Kolthof's bittere dessertchocolade is hopeloos uit de tijd. Niemand kiest er meer een reep chocolade voor dessert, als men dat vroeger ooit gedaan heeft. Men eet repen chocolade op de fiets, bij sport en spel, op een bank in het park en overal. Om te beginnen ga ik drie nieuwe chocoladerepen op de markt brengen. Ten eerste: een bittere reep. Ten tweede: een melkreep. Ten derde: een gevulde reep.
Deze repen, mijne heren, mogen niet duur zijn. Ze moeten ook door de jeugd, van het zakgeld kunnen worden gekocht. Daarvoor zijn de tegenwoordige chocoladerepen te kostbaar. Als de
| |
| |
omzet behoorlijk is, dan kan ik een reep chocolade maken voor een dubbeltje. Dat is niet te duur. En die grote omzet moeten wij bereiken, door een grote reclamecampagne te voeren. En nu vraag ik u, mijne heren, mij aan een goed idee voor zo'n reclamecampagne te helpen. Mijn bedoeling is, dat die drie repen een pakkende familienaam krijgen en elke reep afzonderlijk een goede eigen naam. Het moeten namen zijn, die spreken tot de fantasie. Dat is punt één. Punt twee is een reclamestunt, waardoor de naam van ons nieuwe product in een ieder's gedachten wordt gehamerd. Aan u, mijne heren, is nu het woord. Wie heeft er een gezond en sprankelend idee? Ik wacht af...
Ja, daar zaten ze nu met z'n allen. Zij keken elkaar en meneer Van Meeteren aan. Stamp daar zo één, twee, drie maar eens een goed idee uit je brein!
Er werden wel wat schuchtere voorstellen gedaan, maar daar was niets bij waarvan je kon zeggen:
- Ja, dat is het, dát zal inslaan bij het publiek.
Ze waren ook veel te weinig origineel.
Slagzinwedstrijden. Beloningen voor vierregelige rijmpjes. Een cadeau bij het inzenden van zóveel omslagen. Op iedere honderd repen een gemerkt omslag, dat recht gaf op een gratis reep...
Allemaal erg aardig, maar al honderd keer door andere firma's vertoond.
Dat was het helemaal niet, wat August van Meeteren bedoelde. Daarom maakte hij een einde aan de discussie met te zeggen, dat het er niet op een dag op aankwam. Veertien dagen gaf hij zijn medewerkers de tijd om met een goed voorstel voor de draad te komen. En hij beloofde hem, wiens voorstel zou worden aangenomen, een behoorlijke beloning in de vorm van een promotie.
De vergadering werd gesloten.
Ze konden het ermee doen.
Veertien dagen je hersens pijnigen om een kans op promotie te maken. Het wás de moeite waard.
Verschillende lui konden er die nacht niet van slapen. Zij lagen te woelen en te draaien, maar de ideeën gaven: niet thuis!
| |
| |
Tot die woelers en wakkerliggers behoorde ook Frans Koning, een knaap die eerst sinds de komst van meneer Van Meeteren bij Kolthof in dienst was.
Deze Frans Koning was een jongen met een vlotte pen. Hij schreef gezellig en boeiend, hij kon verdraaid aardig tekenen, hij had een levendige fantasie en wist ook zo het een en ander af van reclame. Daarom had meneer Van Meeteren hem aangenomen en hem geplaatst op de afdeling: propaganda, een afdeling, die eigenlijk nog niet bestond en die voorlopig ook nog niet veel om handen zou hebben, omdat de reorganisatie van het bedrijf eerst in kannen en kruiken moest zijn, voor men aan propaganda toe was.
Frans Koning was enige jaren journalist geweest, maar zijn levendige en ongedurige natuur had zich verzet tegen het vrij eentonige bureauwerk op de redactie van een provinciaal blad en toen hij had gehoord van de reorganisatie bij Kolthof's cacaofabriek, was hij eens gaan praten met de nieuwe directeur.
Het gevolg was geweest, dat meneer Van Meeteren hem had aangenomen.
Nu redeneerde Frans Koning, na de bedrijfsvergadering zo:
- Als ik een goed idee vind voor die nieuwe repen, een idee, waarvoor meneer Van Meeteren warm loopt, een idee dat inslaat, dan maak ik promotie ter beloning. Goed. En wat kan promotie voor mij anders betekenen, dan dat ik wordt aangesteld als reclamechef? En als ik dát word, dan bén ik er, dan is mijn kostje gekocht. Want ik heb wel door, dat deze meneer Van Meeteren een dóórzetter is, een pientere zakenman die, wat hij eenmaal begint ook tot een goed einde brengt. Als hij van mening is dat Kolthof's cacaofabriek tot een bloeiend bedrijf kan worden gemaakt, dan ís dat zo en als ik het breng tot reclamechef van een bloeiend bedrijf, dan is mijn toekomst verzekerd. Dus, redeneerde Frans verder, dus moet ik het goede idee vinden, waarop gewacht wordt, dat ben ik, aan mijzelf, aan Kittie, mijn vrouw en aan de zaak waarbij ik in dienst ben, verplicht. Dit is eenvoudig een kwestie van ‘to be or not to be’ voor alles en iedereen.
| |
| |
Toen Frans die middag thuiskwam zei hij tegen Kittie:
- Nu moet je eens goed naar mij luisteren. Jij moet, van dit ogenblik af héél stil zijn, want ik moet denken. Heel lang en ernstig denken. Begrijp je...?
Kittie zei geen woord.
Toen werd Frans nijdig.
- Nou? Nou? voer hij uit, ik vraag of je het begrepen hebt. Waarom zeg je nu niets?
- Maar lieve jongen, antwoordde Kittie bedaard, je zei toch zelf dat ik, van dat ogenblik van daarnet af, heel, héél stil moest zijn?
- Nou ja... zei Frans verbouwereerd, nou ja...
Want zó had hij het natuurlijk óók weer niet bedoeld.
- Geef mij drie boterhammen met suiker, als je wilt, vroeg hij toen.
Hij kreeg ze, want Kittie was er al aan gewend, dat Frans soms heel vreemde invallen kon hebben.
Frans vond dit helemaal niet vreemd.
Hij at zijn drie boterhammen met suiker op, want, beweerde hij altijd, suiker is het enige wat een mens nodig heeft. Van suiker krijg je niet alleen sterke spieren, maar als je veel suiker eet, dan kan je ook veel beter nadenken. Suiker maakt je hersens schoon.
Toen de drie boterhammen met suiker in zijn maag zaten, ging Frans naar zijn kamer, legde een schoon vel papier voor zich op zijn schrijftafel, haalde zijn vulpen te voorschijn, trok diepe, ernstige rimpels in zijn voorhoofd en... begon poppetjes te tekenen. Poppetjes, zonder enige reden of doel.
Ja, als je een vel papier voor je hebt liggen en je hebt een vulpen in je handen, dan moet je er toch iets mee dóén ook en zolang er geen schitterende ideeën in je hersens worden geboren die je op het papier kunt uitwerken, zolang teken je maar wat poppetjes.
Allerlei gekke poppetjes werden het, met lange harkarmen en bezembenen, met bossen dik haar, met kogelronde buikjes, met
| |
| |
spleetoogjes en met pupillen als tennisballen. En na een uur peinzen en ernstig nadenken en zuchten en steunen, was het papier vol. En Frans keek er enige ogenblikken héél tevreden naar. Maar toen bedacht hij plotseling, dat meneer Van Meeteren maar bitter weinig zou hebben aan deze volksstammen van allervreemdste creaturen.
Die nacht had Frans allerlei vreemde en benauwde dromen.
Hij zag meneer Van Meeteren paardrijden op een enorme chocoladereep. En meneer Van Meeteren was verschrikkelijk kwaad. Hij sloeg wild met zijn rijzweep in het rond en hij schreeuwde:
- Het moeten er drie worden! Wie helpt mij aan drie paarden?
En toen bemerkte Frans ineens dat hijzelf die reep chocolade was, waarop meneer Van Meeteren aan het paardrijden was. Meneer Van Meeteren joeg hem voort, hoe langer hoe sneller moest hij.
Er was een grote lichtreclame die telkens aan- en uitflitste.
Die lichtreclame vertoonde achtereenvolgens de woorden:
KIES-
KEURIGE
KENNERS
KOPEN:
KOLTHOF'S
KEUR...
Keur-reep moest het worden, maar het tweede deel van dat laatste woord, dat was Frans zelf. Hij moest er voor zorgen precies op tijd achter het woord: keur te komen, maar het gelukte hem niet, want telkens als hij bijna op zijn plaats was, flitste de lichtreclame net uit. En dan moest hij weer heel snel naar het begin terug om de race opnieuw te beginnen.
Drijfnat van het transpireren werd Frans wakker, omdat Kittie hem heen en weer schudde en angstig vroeg:
- Frans... Frans..., wat mankeert je toch? Wat lig je toch gek in bed rond te springen. Je lijkt wel een paard!
- Hè...? Hè...?, vroeg Frans slaapdronken en met grote, ver- | |
| |
schrikte paniekogen, ik... een paard...? Nee, ik ben een reep... laat me... ik moet er toch op tijd zijn... maar ik kan het niet halen... het gaat zo snel...
Kittie haalde haar schouders op.
- Je droomt en je praat wartaal, zei ze, sta eens even op en drink wat en vertel me dan eens rustig waarom je je eigenlijk zo druk maakt.
Frans dronk een glas koud water en daar knapte hij helemaal van op. Rillend kroop hij weer onder de dekens en toen vertelde hij Kittie wat er aan de hand was.
Daarna gingen ze met z'n tweeën diep zitten nadenken, midden in de nacht.
- Als ik het goed begrijp, zei Kittie, dan moeten die namen iets te maken hebben met een begrip, waarvoor ieder en speciaal de jeugd warm loopt. Een soort Hollandse Roem Reep of Hollandse Glorie Reep.
- Ja, knikte Frans, zoiets.
- Goed, ging Kittie verder, wat is nu de roem van Nederland?
- Tja, deed Frans diepzinnig, tja, dáár heb je het nu juist: wát is de roem van ons land?
- De Zuiderzeewerken, stelde Kittie vast.
- Ja, lieve kind, dat heb je prachtig bedacht, antwoordde Frans, maar ik zie geen mogelijkheid om dat in verband te brengen met een reep chocola.
- Zou het niet kúnnen... weifelde Kittie.
- Onzin. Dan zou het worden... eh... la's kijken... Kolthof's droogleggingsreep. De bittere noemen we Baggermolen, de melkreep: Afsluitdijk en de gevulde: Kleidelicatesse... Wáánzin! Aan jouw voorstellen heb ik ook niet veel.
Frans keerde zich boos om, trok de dekens over zijn hoofd en probeerde te slapen.
Maar het idee van Hollands Roem liet hem toch niet los.
Plotseling schoot hij rechtovereind in zijn bed en trok hij zó onverhoeds het licht aan, dat Kittie, die net weer was ingedoezeld zich een hoedje schrok.
| |
| |
- Zeg, Kit, wat zou je denken van sport! gilde Frans opgewonden.
- 'k Schrik me wild, verklaarde Kittie bleek, maar zij herstelde zich snel omdat zij begreep dat Frans met een groot probleem aan het worstelen was, een probleem, waar hun toekomst van afhing.
- 't Lijkt me niet zo gek. Voor sport heeft bijna iedereen belangstelling, dacht ze.
- Juist. Dus: Kolthof's Sportchocolade, stelde Frans voldaan vast. Dat klinkt lang niet gek. En dan nog de namen voor de afzonderlijke repen... eh...
- Drie takken van sport, stelde Kittie voor. Bijvoorbeeld... eh... een voetbalreep...
- En een tennisreep... vulde Frans aan.
- En een zwemreep! besloot Kittie.
Tja...
Het wás ontegenzeggelijk iets, maar toch voelden ze allebei, dat het niet je dát was...
Ze piekerden er nog wat op door, doezelden af en toe weg en werden dan weer wakker, omdat één van tweeën iets meende te hebben gevonden. Het begon al licht te worden, toen Frans ineens een lumineus idee kreeg.
- Ik geef elke reep de naam van een sportheld! zei hij. De bittere noem ik ABE. De melkreep FANNY en de gevulde noem ik KEES!
- Wie is Kees? wilde Kittie weten.
- Kees Broekman natuurlijk! Dat snapt iedereen toch zo! deed Frans verontwaardigd.
- O ja... 't is niet gek... zei Kittie peinzend maar niet zo érg enthousiast.
- Niet gék? 't Is geweldig! zei Frans, die het een prachtvondst vond. En nu moet ik nog overdenken hoe ik daaraan een reclamestunt vastknoop. Maar dat is minder. Dat vind ik wel.
Toen gingen ze nog een uurtje slapen en 's morgens gingen ze weer aan hun werk.
| |
| |
Maar toen Frans 's middags thuiskwam, vond hij Kittie met een bedrukt gezicht in een stoel zitten.
- Ik heb er nog eens over nagedacht, Frans, zei ze, maar dat van die sporthelden is toch niet goed.
Frans stoof op.
- Niet goed? Niet goed? Wat mankeert er dan aan? Dat zou ik wel eens willen weten. Het zijn drie namen die heel Nederland kent. Drie verschillende takken van sport met veel supporters. De voetballiefhebbers kopen natuurlijk Abe. De athletiekenthousiasten zullen zwéren bij hun Fannyreep en de schaatsliefhebbers kopen natuurlijk alleen maar Kees-chocolade. Leer mij sportliefhebbers kennen.
Kittie knikte.
- Je hebt gelijk, zei ze.
- Nou... nou... wat is er dan niet goed..., vroeg Frans een beetje onzeker, omdat Kittie hem zo grif gelijk gaf.
- Je vergeet, lieve jongen, was het antwoord, dat jouw chocoladerepen het langer zullen moeten uithouden dan die sporthelden.
- Je bedoelt..., aarzelde Frans, nattigheid voelende.
- Ik bedoel, ging Kittie voort, dat Abe Lenstra over een jaar, zeg over twee, zeg dríé jaar, niet meer voetbalt. Zijn roem taant, zijn naam raakt in het vergeetboek en niemand koopt nog jouw Abereep. En met Fanny Blankers...
- Hou maar op... zei Frans dof, je hebt gelijk. Er is niets, wat zo snel vergaat als sportroem... Verdraaid, stom dat ik daar niet aan heb gedacht. En ik vond het net zo'n prachtig idee.
Hij zakte in een stoel en steunde zijn hoofd in zijn handen: een toonbeeld van wanhoop.
- Kom, je vindt gemakkelijk iets anders, probeerde Kittie hem op te monteren.
Maar Frans schudde zijn hoofd.
- 't Is verloren, mompelde hij, natuurlijk komt er morgen één met een stómeenvoudig prachtidee bij meneer Van Meeteren.
| |
| |
Dat viel gelukkig nogal mee. De anderen hadden óók hun hoofd gek geprakkizeerd maar niets gevonden.
En toen...
Toen wilde het toeval, dat mevrouw Smedema, die Kittie goed kende van een vereniging, opbelde en vroeg of zij en Frans weer eens een avondje kwamen om wat te babbelen. Ze waren in zo lang niet geweest!
Kittie maakte een afspraak, hoewel Frans er helemaal geen lust in had. Niet dat hij de Smedema's niet mocht. O nee, hij kon héél goed met Ingenieur Smedema opschieten en speelde dikwijls een spelletje schaak met hem. Maar hij zat op het ogenblik nu eenmaal met het probleem van die reclame en zijn hoofd stond helemaal niet naar visite.
Hij mopperde en foeterde.
Maar soms moet je nu eenmaal wel eens dingen doen, waarin je eigenlijk geen zin hebt.
Nu weet een mens nooit iets van te voren. Nee, want áls Frans Koning had geweten, dat in huize Smedema de oplossing van zijn probleem als het ware kant en klaar op hem lag te wachten, dan had hij de visite vast geen úúr meer uitgesteld!
|
|