Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijVan den Oorsprong der Schutterijen.Dirk Velius in sijne Kronijk van Hoorn, op het Iaer 1440. Dit Jaer begonstmen eerst tot Hoorn, als ook in de ander Steden van Holland ende Westvriesland, d'oeffeninge vande Kruysboge als ook van de Handboge by der hand te nemen, uyt welke geselschappen (na mijn vermoeden) naderhand onse tegenwoordige Schutterijen opgekomen sijn. Ga naar margenoot+Had. Iun. Bat. Cap. xvi. Illud operae pretium est scire, singula Hollandiae oppida pro suis opibus, & pro loci conditione, honestissimorum, quique opibus mediocribus instructiores funt, civium centurias in certas classes distributas habere, quos robora & nervos Reipub, dicere liceat, SagittariosGa naar margenoot+ communi nomine appellant, sive illi balistis arcubusque chalybeis spicula fundunt, sive acernos arcus ducuat, sive manuariis tormentis selopisque plumbeas pilulas spargunt. Quibus olim pro insigni vestis erat bicolor, adjecto argenteo emblemate, qui vestitus honos eos à plebe secer- | |
[pagina 305]
| |
nebat. Vestitus plerisque oppidis obsolevit, emblematis alicubi durat. Horum quemadmodum apud Romanos evocatorum militiam fuisse honoratiorem antiquitus constat, quum singulae Civitates Principi in armis praesto aderant, delectu ex his habito. Hisi exercitus mercenarius ducebatur, Triariorum locum tunc tuebantur. At nunc si usus postulet, ad comprimendam seditionem, ad arcendam hostilem incursionem armati adhibentur, vel si ornandus sit Principis adventus, vel novi inauguratio decoranda, tum verò honoratae custodiae ac solemnis vicem praestant. Dit is de pijne waerdig te weten, dat alle de Steden van Holland naer heure magt, ende gelegenheyd vande plaetze, enige vaendels van de voornaemste ende vermogenste burgeren in sekere rotten hebben afgedeeld, diemen de magt ende senuwen van het gemeyne beste wel mogte heten, sy noemense gemeynlijk Schutters, het sy datze de voetboge spannen, ofte de handboge trecken, ofte met het roer schieten. Sy gebruykten eertijds Ga naar margenoot* twee-verwige rocken tot eene levereije, met een silver by-teyken, welk eren-kleed hen van't gemeyne volk onderscheyde. Het kleed houd nu in meest alle de Steden op, het by-teyken blijft noch ergens in't gebruyk. Het is van-ouds bekend dat hun opbod ende dienst altijd seer eerlijk is geweest, gelijk ook by de Romeynen, wanneer alle de Steden door hun uytschot den Prinze in de wapenen bystonden. Dese besloegen de plaetze der voornaemste als het leger in dienst te velde trock. Nu wordense in wapenen gebragt als het de nood vorderd om oploop te stillen, ende vijandlijken inval te keeren, ofte so de Prinze in te halen is, ofte sijne inhullinge te verzieren, so bekleden sy de plaetze van eene eerlijke ende statelijke wacht. Is onse oude moed en trouwe niet gebleken,
En hebben wy daer aen het segel niet gesteken,
Als onse Burgerij den vijand in het oog
Na Haszelt in't geweer, en ook na Heusden, toog?
|
|