Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio G3v] [fol. G3v] Eer-dicht Op de Beschrijvinge ende Lof der Stad Haerlem van Samuel Ampzing. KOnst-gierig leer-saem hert, hier siet gy voor uvv ogen Een aerdig tafereel, 'skonsts uyterste vermogen. Noyt gaf Apellis treck so levendig een druck, Noch Zeuxis konst-pinzeel in enig schilder-stuck Des levens beeld, en schijn: als vvy hier af sien malen AmpzingI kloeke pen 't oud Haerlem met haer palen. Wijkt Mome ver van hier, uvv tand en heeft geen vat: Siet hier tot uvver spijt van dese schoone Stad Een meesterlijk vertoog van binnen, en van buyten. Wie sag oyt sulken vverk, so kort in een besluyten, So levendig, en net, so vloeijend, end so reyn, Een lichaem t'saem gevoegd uyt leden groot, en kleyn? 'Tis alles hier geraekt, 't is alles door gekropen. Wie sou so grooten vverk so kort te samen hopen? 'Ten is geen dorre treck, geen schrapel doods-geraemd: Maer al dat tot gestalt van sulken lijf betaemd, Vleesch, bloed, en ingevvand, ja merg in't been besloten VVord konstig hier vertoond. VVie kan dit vverk begroten? Een vverk met konst, en lust, een vverk door liefd gedaen, Een vverk vvaer door de naem van Haerlem hoog sal gaen. Dus Hoofden onser Stad, dus Burgers, die beminnet Met recht uvvs Stedes lof, nu vvederom versinnet Vvv plicht der dankbaerheyd, vvat voor een eren-kroon De meester van dit vverk sal hebben tot een loon. So hem uvv gunst besvvijkt: so sal hem noch verblijden, Dat dit noch dienst kan doen voor sijne na-saets tijden, En datmen vveten sal, de liefde die hy had, De moeijte die hy de'e voor sijne Vader-stad. H.S. Vorige Volgende