| |
| |
| |
Plankenland
NU ik enkele weken in New York heb rondgekeken, lijkt het mij dat ik zeer luchthartig ben geweest toen ik mij, bij het maken van mijn Amerikaansche reisplan, voornam om ook het Tooneel in Amerika te bestudeeren, en de resultaten van mijn waarnemingen te boek te stellen.
Want pas nu ik hier ben, realiseer ik hoé ontzaglijk van afmeting hier alles is, het land zelf waarin men etmalen moet reizen om van de eene groote stad naar de andere te komen, the City of New York, waar ik meer dan twee uur in een auto moet rijden, wanneer ik iemand aan ‘den anderen kant’ een bezoek wil brengen, en evenzeer ‘Het Tooneel’,
| |
| |
dat in deze stad zijn belangrijkste uitingen vindt (alleen een succes in New York geeft sanctie aan een stuk, evenals dat met Parijs of Londen het geval is) en zeer veelzijdig is.
Want beter dan van ‘Tooneel’ kan ik hier spreken van ‘dramatische productie’; de scheidslijn tusschen ‘echte’ en amusementskunst, die bij ons nog altijd nauwgezet wordt getrokken, is hier vrijwel weggevallen, karakteristiek voor de verhoudingen lijkt mij het feit, dat de uitstekend gedocumenteerde, zeer serieuze en meesttijds zeer scherpe critiek in de groote bladen en tijdschriften, precies dezelfde belangstelling aan een stuk van Ibsen, een musical-comedy van Gilbert of een film van de Paramount wijdt. Trouwens, ik heb hier in de door de New Yorkers zoo geliefde ‘Vaudeville’, naast de kinderachtigste flauwiteiten, onmiskenbare artisticiteit gevonden (bijv. in het athletische dansen van de beroemde ‘Gertrud Hofman Girls’); ik heb in een horribel
| |
| |
Musical-play decors en costuums gezien, die een Svend Gaade of een Lensvelt eer zouden hebben aangedaan; en ik heb in zeer ernstige tooneelspelen goedkoope lach-effecten zien toepassen, die voor mijn gevoel indruischten tegen elk begrip van ‘kunst’.
Men kan, bovendien, het Amerikaansche Tooneel onmogelijk beoordeelen, zonder aandacht te wijden aan het dilettanten-, of beter gezegd, het liefhebberij-tooneel, dat in menig geval den pioniersarbeid verricht, welken het beroepstooneel versmaadt. ‘Little Theatres’ noemt men hier de groepen technisch-geschoolde dilettanten; op hun dikwijls hoogst merkwaardige prestaties hoop ik later terug te komen.
Ik ben mij volkomen bewust dat de indrukken, die ik over ‘Amerikaansch tooneel’ ga schrijven, niet anders dan vluchtig kunnen zijn, dat ik, bij een langer en diepgaander studie van de wonderlijke verhoudingen in dit wonderlijke land, waarschijnlijk menige con- | |
| |
clusie zou moeten herzien. Doch behalve de ervaringen, die het aanschouwen van een twintigtal van de meest uiteenloopende stukken mij gegeven heeft, had ik gelegenheid om met tooneelschrijvers, critici en regisseurs over de dramatische kunst van hun land te spreken, en evenzeer om te hooren en op te merken in welke richting hier de smaak van het publiek gaat. Tal van Amerikaansche tooneelstukken hebben hun weg naar Europa gevonden, ook in Holland zijn de laatste jaren een onevenredig groot aantal Amerikaansche blijspelen opgevoerd en bijna altijd met succes. Wel niemand, die de dramatische kunst van ons land een goed hart toedraagt zal blij geweest zijn over dat feit, doch wij hebben er desalniettemin rekening mee te houden... tant pis pour nous! Nu in Holland het bezit van een nationaal tooneel langzamerhand een sentimenteele illusie lijkt geworden, zullen daarom mijn ‘Amerikaansche indrukken’ wellicht ook voor
| |
| |
Hollandsche tooneelvrienden interessant zijn.
* * *
In het centrum van New York, opeengedrongen in slechts een tiental straten rondom Broadway, zijn meer dan zeventig theaters. In de 43ste en 44ste straat bijvoorbeeld, terzij van het reusachtige Astor Hotel, hangt voor het eene gebouw naast het andere het groote electrische lichtsein uit, dat den titel van een stuk geeft, den naam van de ‘principal star’ of, in zeldzamer gevallen, dien van den schrijver.
De meeste dezer theaters zijn eerst enkele jaren oud, zij zijn bijna alle ondiep, in de breedte gebouwd, sober smaakvol gedecoreerd en uitstekend van accoustiek en ventilatie. Vooral de nieuwere zijn tamelijk klein (voor 6 à 800 toeschouwers), want de grond in dit gedeelte van New York is zelfs voor Yankee-begrippen bijkans onbetaalbaar.
In elk dezer theaters wordt avond aan
| |
| |
avond, en op twee matinées per week hetzelfde stuk vertoond; één slaat het record met een ‘run’ van vier jaar; het ook bij ons vertoonde ‘The Show off’ (De Opschepper) is na een tweejaars ‘run’ voorloopig gestaakt, een derde heeft het beroemde ‘White Cargo’ nu ongeveer vijf honderd dagen achtereen zien vertoonen.
Geen dezer theaters heeft echter wat men hier noemt een ‘stock-company’, d.w.z. een vaste groep spelers die eraan verbonden is; voor elk stuk worden uit de talrijke voortreffelijke tooneelspelers die New York bezit, degenen gekozen die voor de te verdeelen rollen speciaal geschikt zijn, en... die de theaterdirectie zich kan permitteeren te betalen.
Slechts een kleine groep van drie theaters werkt met een artistiek, méér dan met een commercieel doel voor oogen, het ook in ons land van naam bekende Theatre Guild. Waarmee ik volstrekt niet bedoel dat in de andere geen stuk- | |
| |
ken van artistieke waarde worden gegeven, doch het Theatre Guild is gebaseerd op een soort van abonnement stelsel, het heeft een zeer groot aantal leden, die recht hebben op zes nieuwe stukken per seizoen, het heeft bovendien, hoewel geen ‘stock-company’, toch een groot aantal spelers die er geregeld optreden, en een ‘Board of Managers’ waarin enkelen dier spelers zitting hebben. En tot groote verwondering van New York heeft het Theatre Guild, hoewel het niet ‘commercieel’ is en zelfs verscheidene stukken heeft vertoond waarvan vooruit te weten was, dat ze geen financieel succes konden worden, in enkele jaren zulke goede zaken gemaakt, dat het kortelings een nieuw, smaakvol en up-to-date theatergebouw heeft kunnen openen.
Voor het overige is het tooneel hier volkomen ‘commercialized’; het is voor een aantal zakenmenschen met durf, flair en kijk op den publieken smaak, een kansspel om een fortuin te maken;
| |
| |
zoo'n kansspel is het voor de honderden tooneelschrijvers, die hun product van den eenen ‘Reader’ naar den anderen dragen, met de illusie, dat ze eens het geluk zullen hebben een O'Neill, een Sydney Howard of een George Kelly te blijken; en voor de duizenden jongelieden, die zich in ontelbare ‘Schools for dramatic art’ voor het vak van tooneelspeler voorbereiden, en van wie misschien een of twee procent kans krijgt om zich in dit land van op de spits gedreven concurrentie een plaats te veroveren.
Laat ik hier echter direct tegenover stellen dat Amerika, meer misschien dan eenig ander land, een kans geeft aan den talentvolle, die zijn naam nog maken moet, evenzeer als aan de schrijvers van andere landen, zooals Pirandello, Georg Kaiser, Amiel en Vajda, als aan jonge Engelschen of Amerikanen; zoowel tooneel- als romanschrijvers in Engeland zijn er tuk op om hun werk geplaatst te krijgen in Amerika, dat beter kansen,
| |
| |
zoowel financieel als artistiek, schijnt te bieden dan hun eigen land.
Het groote publiek begeert hier volstrekt geen ‘hooge kunst’, het begeert eerst en vooral de ‘fun’, die in de films, de Vaudevilles, de Musical-plays zoo overdadig wordt opgedischt, en als concessie aan den almachtigen publieken smaak wordt hier, ook aan de meest serieuze stukken, een ‘comic touch’ gegeven, die den stijl van het geheel ten zeerste schaadt. Jong en ‘nieuw’ als alles in Amerika, is ook de dramatische kunst, zij trekt hier niet, als in Frankrijk, Duitschland of Oostenrijk, haar beste sappen uit een schoone traditie. Want stijl en traditie kent men nauwelijks in dit land, waar alleen het verrassend-nieuwe, nog-niet-gekende een goede kans heeft; liefde-voor-het-oude is hier hoogstens de liefhebberij van een aantal rijke menschen. Wat New York nog aan mooie oude huizen bezit (‘oud’ beteekent hier van een 50 jaar geleden) wordt genadeloos neergehaald om er
| |
| |
smakelooze, reusachtige steenklompen voor in de plaats te zetten; in het rijke Metropolitan-museum hangen de parels van oud-Italiaansche of Vlaamsche kunst naast waardelooze kopieën; Chopin en Schubert worden als Jazz-muziek ‘bewerkt’ om aan den publieken smaak te voldoen... En toch wordt hier op tooneelgebied veel sterker en beter werk verricht dan men onder zulke omstandigheden zou verwachten, omdat ieder die hier iets wil presteeren zijn alleruiterste krachten moet inspannen om te slagen, omdat alleen hij een kans heeft, die iets beter kan dan de anderen. Efficiency is het wachtwoord van deze natie.
|
|