| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk.
De volgende morgen meldde een telegram uit Genève de komst van Elisabeth's
moeder. Zij moest voor een Volkenbondscommissie, die haar als ‘rapporteuse’ had
aangesteld, werkzaamheden in Parijs verrichten en verzocht haar dochter en
schoonzoon hun vertrek naar Holland een paar dagen uit te stellen, opdat zij hen
voor hun afreis zou kunnen begroeten.
Dat trof prachtig, vond Han en hij begon meteen zijn suite-case te pakken. Nu kon
Puck met haar moeder door Parijs flaneeren en winkelen en 's avonds met haar en
Kitty dineeren in een of ander restaurant à-la-mode. En hij behoefde zich niet
te haasten om terug te komen, hij kon in Argenteuil overnachten wanneer zijn
besprekingen tot zeer laat duurden. Wat hij niet uitsprak, doch wat zijn vrouw
desondanks volkomen begreep, was zijn voldoening, dat hij daarmee het gezelschap
van zijn schoonmoeder voor het grootste deel van de tijd ontliep. Hij voelde
zich in haar bijzijn altijd onzeker en weinig op zijn gemak; hij wist, dat ze
hem als echtgenoot voor haar brillante knappe dochter niet half goed genoeg had
gevonden en hij voorzag bovendien, dat zij Puck's grieven over zijn plotseling
gewijzigde plannen volkomen zou deelen.
Maar Moeder - Dorothee, die weer vief en energiek en | |
| |
vol werklust
bleek te zijn als in de jaren waarin ze de Hollandsche vrouwenbeweging had
aangevoerd, beschouwde winkelen en flaneeren zelfs in Parijs als een
onverantwoordelijk tijdverspillen. Zij bracht voor de drie dagen van haar
verblijf een lang werkprogram mee, een lijst van bezoeken, die ze aan
persmenschen, politici en allerlei hooge functionarissen moest brengen. Want zij
wijdde zich weer met al haar oude geestkracht aan een belangrijk werk, ze
ploeterde en zwoegde met een onvermoeide toewijding aan een wereldenquête over
de handel in meisjes en vrouwen. En als altijd, wanneer een onderwerp haar volle
belangstelling had, kon ze nauwelijks over iets anders praten of denken; al in
de taxi waarin ze met haar dochter naar het hotel reed, begon ze ervan te
vertellen. Haar heldere hersens hielden een arsenaal van cijfers en
statistieken, maar haar sterke vitaliteit en haar warm hart maakten uit elk dood
feitenmateriaal een boeiende geschiedenisi Wat zij vertelde klonk als een
avonturenroman en Puck, terwijl ze geinteresseerd luisterde, vergat de eigen
aangelegenheden die haar de vorige dag nog zoo alles overheerschend belangrijk
hadden geschenen.
Later op de dag, terwijl zij samen lunchten, Dorothee geanimeerd en voldaan na
haar eerste belangrijke conferentie, trof het de dochter plotselihg hoe prettig
en zakelijk zij met haar moeder zat te praten. Als met een goede vriendin, doch
zonder een zweem van de verteedering, de ontroering waarmee ze zich dit weerzien
na vier en een half jaar onwillekeurig had voorgesteld. Zonder een zweem ook van
een dieper vertrouwen, dat zonder woorden raakt aan moeilijk uit te spreken
dingen. En als door een lens haalde zij het vroeger huiselijk leven naderbrj, de
goede kameraadschap met hun ouders, waarop zij als kind zoo trotsch was geweest,
maar die | |
| |
nooit tot werkelijke vertrouwelijkheid was geworden, de
intellectueele interessante sfeer, die toch zulk een groote leegte had gelaten.
Als ik zelf kinderen heb, dacht zij, wil ik het toch anders. En zij vroeg zich
iets af, waarover ze vroeger nooit gedacht had, of Han, de eenvoudige
ongecompliceerde, ondanks zijn nuchtere, ‘technische’ geest, misschien in een
dieper, sterker gevoelssfeer leefde dan zijzelve.
‘Het probleem van de blanke slavinnen,’ vertelde Dorothee, terwijl haar groote,
slanke hand door het korte, golvende, grijze haar streek, ‘is op het oogenblik
absoluut het belangrijkste in de vrouwenbeweging. Het is misdadig om ons te
hoovaardigen op een sterk zelfstandig vrouwengeslacht, zoolang er nog duizenden
door hun domheid, hun ijdelheid en goedgeloovigheid als slaven leven...’
Des avonds dineerden zij met Kitty in een klein Russisch restaurant achter de
Madeleine. Het meisje zag er doodmoe en afgewerkt uit, de seizoendrukte bij
Panatelli was op zijn hoogst en zij bestelde zich, ondanks het verontwaardigde
protest van haar moeder, die uit overtuiging nooit alcohol dronk, het eene glas
Wodka na het andere.
De gedachte liet Puck niet los, dat deze moeder met haar drie en vijftig jaren,
van haar drieën de jongste van hart was en stellig nog de meeste idealen en
illusies had. Want al was Dorothee niet meer zoo'n heftige feministe als
vroeger, haar haat aan onrecht bleef fel als in haar jonge jaren en haar lust
tot strijden nog even sterk. Al noemde ze zichzelf een oude vrouw, die haar
eenzame dagen in een pension verkniesde, al sprak ze scherp over de huidige
generatie van vrouwen, die geen geloof en geen ideaal meer hadden en lieten
glippen wat haar voorgangsters met zooveel moeite hadden veroverd, zij | |
| |
vertrouwde stellig op de belangstelling, de hulp en aandacht van
alle menschen voor haar nieuwe groote arbeid; zij kon nu zobmin als vroeger
veronderstellen, dat iemand lauw en onverschillig bleef, voor een strijd waaraan
zij zelve al haar krachten en al haar overtuiging wijdde.
Tot de niet geringe verbazing van haar dochters maakte Dorothee die avond het
plan om de volgende dag het huis Panatelli te bezoeken en Kitty in haar functie
van mannequin te zien. Kitty's dansschool had ze bij een vroeger bezoek aan
Parijs bezichtigd - Puck herinnerde zich een geestige beschrijving in moeders
zeldzame maar altijd amusante brieveri - thans verweet Dorothee het zich als een
gebrek aan moederlijke belangstelling, dat ze zich van Kitty's betrekking nog
nimmer op de hoogte had gesteld. Haar jongste betoonde zich echter weinig
ingenomen met het vooruitzicht. ‘Waarom zou je dat doen, Moeder? Je geeft immers
niets om mode en je bent absoluut niet in staat om te begrijpen hoe belangrijk
de Haute Couture is. Puck zal er misschien het merkwaardige van inzien, maar jij
zult je alleen maar ergeren.’
Dorothee trok een gezicht tegen haar oudste dochter. ‘Ze vindt me niet chique
genoeg. Ze geneert zich voor me, Puck. Ik ben te weinig modieus en elegant.’
‘Jullie bent allebei ecnt Hollandsch,’ zei Kitty schouderophalend.
‘En jij bent een echte snob,’ viell Puck kwaad uit.
‘Alsof moeders tailleur niet onberispelijk is en het mijne ook, al trek jij er je
neus voor op. Voor moeder en mij zijn er nog belangrijker dingen op de wereld
dan mode en kleeren.’
‘'t Zal mij heusch niet hinderen hoe jullie eruit ziet,’ weerlei haar zusje op
haar beurt hatelijk. ‘Maar als | |
| |
jullie in Panatelli's salons zit, zul
je misschien begrijpen, dat Haute Couture niet zoo dwaas is als jullie denken.
Het is de belangrijkste industrie van Frankrijk. De rijkste en elegantste
vrouwen komen bij ons en lanceeren Panatelli's creaties over de heele wereld.’
‘We zullen ons nederig voelen als musschen in het gezelschap van paradijsvogels,’
zei Dorothee, die in een onverstoorbare goede stemming was en plagend tikte ze
tegen het vergulde poederdoosje waarmee Kitty al weer ijverig manipuleerde.
‘Geef jij ons maar een introductie, zoodat ze ons niet voor commis-voyageuses of
reporters verslijten. Ik beloof je, dat ik me zoo correct en bescheiden zal
gedragen, dat zelfs jij je niet voor me zult hoeven schamen.’
‘Dat bedoelde ik niet. Jullie wilt me niet begrijpen,’ zei Kitty heftig en tot
haar verwondering zag Puck tranen in haar groote, zorgvuldig bijgewerkte oogen.
Het huis Panatelli bevond zich in een der breede fraaie zijstraten van de Champs
Elysées, in het voormalig Hotel-privé van een verarmd hertogelijk geslacht.
Niets dan de naam, in bescheiden zwarte letters boven een breede zwaar
gebeeldhouwde porte-cochère, duidde de tegenwoordige bestemming van het
imposante grijze renaissance gebouw, maar in de cour, voor het hardsteenen
stoepterras wachtte ter weerszij een breede rij automobielen, de een nog grooter
en pronkender dan de andere, met verveelde arrogante chauffeurs achter de
glanzende ruiten en verveelde arrogante luxe hondjes op de kussens achterin.
In de wijde witmarmeren vestibule heerschte hooghartige stilte en de koele
verzorgdheid van een paleis; een eenarmige lakei met een imponeerende reeks
oorlogsonderscheidingen op zijn brons-met-zwarte livrei ge- | |
| |
leidde
de bezoeksters naar een groote vergulde liftkooi. Diep-roode loopers bedekten de
breede dubbele statietrap, gobelins hingen tegen de wanden van het trappenhuis
en geen der hooge gebeeldhouwde deuren van wit en goud verried zijn geheimenis.
Ook de lift werd bediend door een eenarmige, een derde lakei wachtte op de
bel-étage, opende een vleugeldeur en ging hen voor door een reeks antichambres,
die toegang gaven tot de groote zaal waarin de ‘présentation’ plaats vond. Nog
altijd verried het imposante interieur zijn bestemming niet, het glanzend
parket, de groote spiegels, de Venetiaansche kronen schenen te behooren in de
zalen van een gezantschap. Alleen hier en daar stonden op ingelegde tafels, op
guéridons en étagères groote gesigneerde portretten in breede zilveren lijsten,
zij toonden de beeltenissen van beroemde actrices, revuesterren, zangeressen en
danseuses, die tot de cliëntele van het huis behoorden en met haar naam de roem
van Panatelli ondersteunden.
Geïnteresseerd en meer geïmponeerd dan ze zich wou bekennen, onderging Puck de
merkwaardige sfeer. Ze stond zoo nu en dan stil om de namen op de foto's te
lezen, maar haar moeder met haar vlugge energieke passen liep ongeduldig vooruit
en gaf het visitekaartje, waarop Kitty een paar zinnetjes had gekrabbeld aan een
groote, statige dame in zwart fluweel, die als een chatelaine bij de ingang van
de salons stond. Een vrouw op leeftijd met wit haar en een onberispelijk figuur,
met scherpe, koude oogen in een gemaquilleerd gezicht, met een steriotiep
glimlachende, donkerrood geverfde mond: madame Clothilde, de machtige eerstei
vendeuse.
‘Ah! Madame Coornvelt! Mademoiselle Kitty heeft al over uw komst gesproken. Mag
ik u voorgaan... deze kant alstublieft... de présentation zal dadelijk
beginnen.’ | |
| |
En reeds leidde zij de weg over het donkerroode tapijt;
wees met glimlachende minzaamheid op twee stoelen en verzekerde, dat de dames
daar uitstekend alles konden zien. Puck's scherpe oogen bemerkten meteen, dat
het plaatsen waren in een wat afgelegen hoek, achter de breede cirkel vergulde
fauteuils, die reeds bijna alle door de cliëntèle van het huis waren ingenomen.
Verbeeldde ze zich, dat Madame Clothildes oogen critisch over haar mantel en
haar hoedje gingen?
Een merkwaardig soort vrouwen zat daar te wachten op de demonstraties van het
voorname modehuis, dat zich verhoovaardigde de hoogste prijzen te bedingen, die
in de wereld voor vrouwenkleeren werden betaald. Bijna geen enkele was jong en
bekoorlijk als de diva's wier portretten in de antichambres stonden, zij waren
bijna allen in dat critisch stadium van jaren waarin het krampachtig pogen naar
jeugd, gratie en bekoorlijkheid, het verval boosaardig schijnt te onderstrepen.
Maar zij droegen allen zeer bizondere kleeren, mantels van glanzende stoffen met
een profusie van het edelste bont, tusschen de geopende hooge kragen lagen de
matte glanzen van zware parelsnoeren en fonkelden vorstelijke juweelen. De
meesten zaten in groepjes van twee of drie, een enkele bleef alleen, met een
leege stoel aan weerskanten als op een eiland van ongenaakbaarheid. Bijna
niemand sprak, zij keken allen verveeld, gewichtig en mateloos arrogant. En zij
herinnerden Puck onweerstaanbaar aan een conferentie van groote bankiers, die
zij jaren geleden als Retemeijer's secretaresse had bijgewoond, waarbij
eenzelfde hooghartige verveelde gewichtigheid van rijke machthebbers haar
evenzoo geinteresseerd en vermaakt had.
Maar nu eerst ontdekte ze, dat er tusschen de vrouwen, die in schijnbaar
onverschillig rondzien elkanders pelzen, | |
| |
mantels en hoeden met een
nauw merkbare, maar felle aandacht keurden, ook mannen zaten, wier bescheiden
grijs en bruin in het niet verzonk tusschen de kleurige tooi hunner gezellinnen.
Zij schenen grauw als schimmen en onpersoonlijk als figuranten en zij wachtten
zwijgend, in zichzelf gekeerd als waren ze zich volkomen bewust van het
ondergeschikte van hun positie. Een groote grove Amerikaan, met een stierennek
en handen als kolenscheppen, was de vazal van een graatmagere, zeer leelijke en
zeer elegante vrouw; een klein oud heertje met een monocle en een Henri-quatre
sik, zat bête en verlegen glimlachend naast een mooie jonge cocotte en het
merkwaardigste paar vormde een groote blonde jongen met een knap open gezicht,
tot wien een verwelkte, griezelig geverfde vrouw fluisterde met een verliefde
lach, die als de grijns van een doodskop was.
In het groote vertrek hing een schemering van gedempt omsluierd licht, een
atmosfeer van dure parfums en geblaseerde goede manieren, er werd in
Amerikaansche, Spaansche en Fransche tongval verveeld en kleurloos beschaafd
gefluisterd. Nieuwsgierig monsterde Puck het gezicht van haar moeder. Hoe zou ze
reageeren op deze plechtige kermis der ijdelheid? Zij zag in Dorothees ernstige
oogen een vroolijke verbazing en een nauw merkbare spotlach om de sterke mond.
Toen gingen aan het uiterste einde van de groote zaal een paar zwartfluweelen
gordijnen vaneen, een schijnwerper begon te suizen en vleiend omspeeld door een
zilverwit zoeklicht zweefde de eerste mannequin over het donkerroode tapijt;
bevallig als een nimf en deelnaamloos als een slaapwandelaarster, glimlachend
met leege oogen, wiegend het meisjesteere bovenlijf, met dansende passen
voortglijdend op lange slanke beenen. Een tweede volgde, een derde, de
schijnwerper ving | |
| |
haar beurtelings en soms gedrieën tegelijk in zijn
zilveren stralen, schoot dan plotseling weg, een vierde tegemoet, die juist
tusschen de zwartfluweelen gordijnen naar voren trad. En nu gleed en zweefde een
tiental meisjes in dat ijle en toch sterke licht binnen de cirkel van zwijgende
keurende toeschouwers; een feest van kleuren en lijnen werd het, een nimfendans
van jonge, wonderlijk slanke en bevallige wezens. De roode monden glimlachten,
de oogen met de verwijde pupillen straalden leeg en deelnaamloos, de prachtig
getrainde lichamen waren in voortdurend rhythmisch bewegen, de blanke handen als
bloembladen buitenwaarts gebogen.
Puck herkende haar zuster pas toen ze dicht langs haar heen ging, met een schokje
van verrassing vond ze haar een der allermooisten. Kitty's vroeger donkere,
jongensgladde haren waren door de kunst van een Parijschen kapper glanzend
goud-blond geworden. Ze droeg een avondtoilet van turkoois blauw, zeer diep
gedecolleteerd, elke vorm van haar prachtig lichaam teekende zich onder de
ragdunne stof, die met verwikkelde kunstige draperieën om haar slanke
meisjeslijf was heen geplooid.
Even, met een nauw merkbaar herkennen groetten haar vreemd groote oogen, dan
zweefde ze verder en een oogenblik later strekte zich een bejuweelde hand,
rimpelig als een klauw naar haar uit, greep een plooi van haar spinragdunne
draperieën en deed haar stilhouden om haar te betasten. Een oud geverfd gezicht
boog de bijziende oogen zoo dicht naar haar toe, dat het lorgnon haar raakte.
Een vendeuse kwam snel naderbij; ze draaide Kitty bij haar schouders rond, wees
de val der stof langs de naakte rug, schetste de lijnen der golvende plooien bij
de heupen. De dans der betooverde nimfen werd plotseling verbroken. De prach-
| |
| |
tige fiere bevallige meisjes waren op eenmaal niets anders dan
levende kapstokken geworden, waarop verleidelijke dure tooi te koop hing; zij
werden betast, beoogd, rondgedraaid en opzijgeschoven en Puck moest denken aan
een pop van gevlochten riet waarop de huisnaaister, toen zij kinderen waren, hun
jurken maakte en die zij soms baldadig heen en weer smeten door de kinderkamer.
Haar moeders hand omklemde haar arm, zij zag Dorothee's gezicht krijtwit, haar
oogen donker van verontwaardiging. ‘Maar dit is verschrikkelijk...’ fluisterde
haar heftige stem. ‘Hoe kan Kitty zoo iets afschuwlijks dulden? Het is
mensch-onteerend, dit zijn slavinnen als die anderen, koopwaar, die iedereen
betasten en bevoelen kan! Laten we weggaan, Puck... ik kan het niet aanzien...
ik wil morgen aan Kitty zeggen... haar verbieden... Ik zal haar het geld geven,
dat ze voor die dansschool noodig heeft maar ik wil, dat ze dit vernederende
beroep opgeeft.’
Puck schudde haar eigen ergernis af, voelde, als vroeger zoo vaak, het
overdrevene in moeders heftigheid. ‘Lieverd, je neemt het honderdmaal te
tragisch. Wat Kitty doet is een vak als een ander. Probeer er de humor van te
zien. Kijk naar al die oude rijke stakkerds, die zich verbeelden, dat ze met de
kleeren de gratie en de jeugd kunnen koopen. Die zijn de slavinnen...’
Een voor een waren de mannequins door de zwartfluweelen gordijnen weggeglipt en
een oogenblik later keerden ze terug en droegen mantels en capes over haar
ragdunne japonnen. Avondmantels van brokaat en van diep gloeiend fluweel, met
ontzaglijke fantastische kragen waarin de fijne gezichtjes verscholen, shawls en
capes van hermelijn, van sabel en chinchilla, van al de zeldzame, bijkans
onbetaalbare dierenhuiden, | |
| |
die vroeger slechts de mantels van
koningen en keizers sierden. De vrouw van den groven Amerikaan met de stierennek
koos een dier mantels, hij was van zilverblank hermelijn met een kraag van witte
vossen. Haar mager oud gezicht, grauw-geel als een verdroogde appel, boog er
zich overheen met een starre felle gretigheid. ‘Moeder, kijk daarnaar en lach!’
fluisterde Puck en hoorde tegelijk de prijs, door de vendeuse bescheiden gedempt
gefluisterd: driehonderd vijftigduizend francs...
Telkens verdwenen de mannequins, telkens zweefden ze weer nader in de zilveren
lichtschijn, in nieuwe, vreemde kostbare tooi. De nimfen veranderden in
middeleeuwsche prinsessen, dan in vive sportmeisjes, dan in statige chatelaines
met golvende slepen en tenslotte in geraffineerde demi-mondaines met gedurfde
négligées van doorzichtige kanten. Een onafzienbare overdaad van kleeren en
tooisels gleed voorbij, een luxe, zoo kostbaar en zoo geraffineerd als slechts
een perverse, uitzinnige fantasie verwerkelijken kon om de meest verwenden en
geblaseerden te verlokken. Kitty had gelijk gehad, haar moeder en zuster zaten
hier als asschepoesters... van zoo iets hadden Hollandsche vrouwen geen begrip.
Er was langzamerhand een eigenaardige verandering gekomen in de verveelde,
arrogante kijksters, een merkbare gespannenheid in haar eerst zoo deelnaamlooze
houding. Een masker van beheersching scheen langzaam van de gezichten weg te
glijden; zij werden gretig en bijna gulzig. Zij hadden snelle, nerveuze
trekkingen om de lippen, in haar blik iets van de felheid waarmee een dier haar
prooi in het oog houdt. Telkens wenkten zij een mannequin naar zich toe en
betastten een kleed met | |
| |
geënerveerde vingers terwijl een vendeuse,
achter haar fauteuil tredend, met haar boekje en potlood klaar in de geheven
hand, toegewijd fluisterde. En opeens zag Puck met een heimelijke lach, die ze
als een bevrijding voelde, in al deze ontzaglijke zwaarwichtige ernst van kiezen
en keuren het caricaturale, het armzalig dwaze. Want deze vrouwen, die tot de
allerrijkste, of de allervoornaamste van de wereld behoorden, die uit New-York
en Sydney, uit Budapest en Rome kwamen om de bekoring en verlokking van mooie
kleeren te ondergaan, bevonden zich hier onder een wonderlijke hypnose. Zoo
sterk was de suggestie van de omgeving, zoo geraffineerd de samenstelling van
dit bedrijf, dat geen er aan ontkwam. Ook zijzelve niet. Ze bekende het zich met
spottende eerlijkheid. Kleeren hadden nooit veel beteekend in haar leven, er was
zooyeel anders dat zij belangrijker vond. Ze had vroeger haar japonnen gekocht
in dure modehuizen, zorgeloos uit een royale beurs en met haar zekere smaak voor
lijn en kleur bijna altijd goed gekozen. Thans, nu ze zuinig moest zijn, was ze
tevreden met de pretentielooze confectie, die Kitty minachtend gevonnist had.
Doch hier voelde ze telkens ook in háár vingers de bijna onbedwingbare lust om
te grijpen en te tasten naar de verleidelijke zachtheid van zijde en brokaat en
fluweelig bont, ze verbeelidde zich hoe sommige dier warm gekleurde, in eenvoud
geraffineerde toiletten haar zouden passen, haar mooier, jonger en bekoorlijker
zouden doen schijnen. En ze kreeg een hevig, bijna onbedwingbaar verlangen ze te
bezitten!
Suggestie, een wonderlijk soort hypnose... inderdaad. De leelijken en
onbevalligen, de verlepten en geschminkten ondergingen haar niet minder - of
misschien nog sterker - dan zij, die jong waren en mooi. Want als in een
tooverspiegel zagen oude, onbekoorlijke vrouwen | |
| |
hier jeugd en
gratie, en stellig geloofden zij, voor één verdwaasd en heerlijk oogenblik, dat
zij, door dezelfde tooi te kiezen, zelve weer jong en verleidelijk, slank en
bekoorlijk zouden worden. En zooals hier, kwamen in honderd andere voorname
modehuizen van Parijs de rijke luxevrouwen dagelijks bijeen om zoo te keuren en
te kiezen; in alle groote steden van de wereld zaten zij zoo, elk seizoen
opnieuw, geboeid en gehypnotiseerd, gedweeë willooze slavinnen van de eeuwige
tirannie der mode en van haar eigen eeuwige onverwoestbare zucht naar tooi. Er
waren er, die daarvoor stalen en bedrogen, er waren tallooze, die er
vernederingen en afhankelijkheid voor verdroegen en tallooze anderen, die er
haar eer of geluk voor verkochten. Was het wonder, dat moeder met haar stellig
geloof in een vrij en sterk, een verstandig en onafhankelijk vrouwengeslacht,
dit zag met afkeer en ergernis, dat moeder met haar ernst en idealisme de humor
niet zien kon, het wrange, kostelijke kluchtspel van de slavernij der ijdelheid?
De jonge mooie cocotte - Kitty vertelde later dat zij een vedette van de Folies
Bergères was en sinds jaren de maîtresse van een schatrijken Zwitserschen
chocoladefabrikant - had zich het eene kostbare toilet na het andere uitgezocht.
Telkens weer moest een der mannequins bij haar stilstaan en riep zij de raad in
van haar vriend, die monkelde in zijn Henry-quatre baardje. Maar de aandacht van
het oude heertje was niet bij zijn gezellin, noch bij de kleeren, die ze zich
koos en die hij straks zou moeten betalen. Zijn kleine heete oogjes zagen
slechts de mannequins, zijn ervaren verbeelding stroopte haar de kleeren van het
lijf, ook hij was geboeid en gebannen als in een hypnose. Totdat zijn vriendin
zijn verstrooidheid merkte en drei- | |
| |
gend en woedend aan zijn
verschrikte ooren snauwde. Zij stond meteen op en trok hem van zijn stoel, zoo
vlug als haar hooge hakken haar veroorloofden, dreef ze hem langs al haar koud
en aandachtig starende rivalen wèg uit de salon, weg van de gevaarlijke
verleiding.
Ook de oude, met haar gigolo en verliefde doodskopgrijns wenkte telkens een
mannequin naar zich toe. Weer was het Kitty, koninklijk mooi in een
zilverglanzend kleed, een schubbenhuid van glinsterende pailletten. De oude
handen tastten en streelden er trillend langs, de verkoopster, glimlachend en
overtuigend, schetste lijnen en vormen, gebaarde, prees. En de jonge blonde man,
die schuin achter haar stoel stond, keek over het oude hoofd en de toque met
kostbare aigretten ongemerkt naar Kitty. Er was een uiterst voorzichtige,
tastende verstandhouding in zijn oogen, toen ze die van het meisje een oogenblik
vingen, ze zwierven weer weg en vonden dan nogeens contact, haastig en schuw,
als iets misdadigs. Dan draaide de oude zich plotseling naar hem toe en eischte
zijn aandacht en zijn raad. Hij vatte een tip van het paillettenkleed, keurde,
overlegde met de vendeuse en weer lachte de oude vrouw naar hem, met de
afschuwlijke grijns van haar verwelkte mond. Hij boog zich voorover en kuste de
kleine beenige hand, die zij hem voorhield. Slank, koninklijk in haar
glinsterende schubbenkleed zweefde Kitty weer verder, de oogen hautain enleeg
als daareven, de karmijngeverfde lippen in een starre bestudeerde glimlach
neergebogen.
Door een dubbele deur, die tot nu toe gesloten was gebleven, trad een zeer slanke
en uiterst correcte mannenfiguur en naderde langzaam, bescheiden en toch zeer
| |
| |
zelf bewust de kring der koopsters. Onmiddellijk trok hij
belangstelling, zijn naam werd gefluisterd, verrast en bijna eerbiedig: Monsieur
Panatelli... de chef van het Huis. De gespannen aandacht voor de mannequins werd
plotseling verbroken, de groote Panatelli groette zijn cliëntèle met de
beheerschtheid van een vorst en de geveinsde nederigheid van een diplomaat, dan
liep hij achter de cirkel der stoelen om en vatte post terzij van de
zwartfluweelen gordijnen, waartusschen de mannequins telkens opnieuw
tevoorschijn traden. Wat had Kitty van dezen man, haar oppersten chef, verteld?
Puck wist het zich niet meer te herinneren. Zij kon, van waar zij zat, hem zeer
nauwkeurig bespieden, hij bezat blijkbaar de gave der groote acteurs en helden
van de film, om met zijn zwijgende aanwezigheid ‘tooneel te maken’. Want alle
oogen gingen telkens naar zijn roerlooze gestalte tegen het zwartfluweelen
gordijn en onder de dwang van zijn blik scheen zich de bevalligheid van de
mannequins te verhoogen. Hij had een donker uiterlijk, een zuidelijk exotisch
type, waarin creoolsch, latijnsch en slavisch ras zich hadden vermengd tot een
decadente schoonheid. De streep blauwzwart haar terzij van zijn ooren
accentueerde een mannelijkheid, die de trekken overigens misten, het bovendeel
van het bleeke olijfkleurige gelaat was bijna klassiek schoon, een hoog, smal
voorhoofd, een fijne rechte neus, met wijde beweeglijke vleugels; de mond
echter, boven de te korte karakterlooze kin, bezat een smalle, bijna kinderlijk
gewelfde bovenlip en een zware zinnelijke onderlip die soms plotseling in een
onbeheerscht vooruitsteken het gelaat iets grofs en zeer onbetrouwbaars gaf.
Maar het merkwaardigste aan dezen vervrouwelijkten man, die ondanks zijn
hoffelijk-nederige houding onmiskenbaar een heerscher was, waren zijn zeer
donkere diep in de | |
| |
kassen liggende, zwaar omschaduwde oogen. Oogen
waarmee hij een wonderlijk spel bedreef en waarmee hij, in één enkele flits,
lachen en vleien kon, doch even snel een onverschillige en trotsche afstand kon
scheppen. Troebele oogen van een vage kleur waarin telkens iets van teederheid
versmolt, waarin spot en wreedheid wisselden. Kreukelloos was zijn sterk
getailleerde cutaway, lakschoenen glansden aan zijn zeer kleine voeten, de das
droeg een glanzende parel, onberispelijk verzorgd lag zijn blanke, weeke, hand,
waaraan een zeer groote brillant fonkelde, tegen het zwartfluweelen gordijn.
De présentation liep ten einde. De dames, die haar keuze hadden gemaakt,
verdwenen met de vendeuses naar de passalons op de tweede étage. Madame
Clothilde kwam met haar bestudeerde glimlach naar mesdames Coornvelt toe en
vroeg of zij tevreden waren met hetgeen zij hadden gezien? Waren zij niet
enthousiast over de nieuwe lin, de langere rok en de hoogere taille, het gesprek
van den dag in Parijs? En hoe vonden zij de sabelmantel, die mademoiselle Kitty
had gepresenteerd? Een groote eer voor mademoiselle Kitty, het duurste stuk van
de collection te mogen toonen. Monsieur Panatelli was de laatste tijd zeer
tevreden met haar prestaties, mademoiselle Kitty legde haar ziel, haar heele
persoonlijkheid in de kleeren, die zij droeg, zij had de geboren aanleg voor
mannequin, die zoo uiterst zelden gevonden werd... zij vóélde de créaties...
Weer keek Puck naar moeders gezicht - gelukkig, nu tintelden er toch spotlichtjes
in de ernstige oogen. ‘U moet eens terugkomen op een ander uur,’ ratelde de
vendeuse met haar koude Fransche beminnelijkheid, ‘wanneer de groote
seizoendrukte voorbij is kan mademoiselle Kitty u de ateliers laten zien en u
voorstellen | |
| |
aan monsieur Panatelli, die zeer zeker verlangt om
kennis met u te maken.’
Het verlangen van monsieur Panatelii, dacht Puck, scheen vooralsnog niet
overweldigend groot. Hij trad op dit oogenblik dicht langs haar en monsterde
haar met een onverschillige, snelle blik, die duidelijk toonde, dat hij haar
niet bij zijn cliëntèle telde en ze hem bijgevolg niet in het minst
interesseerde. Dan begon hij een gesprek met het Amerikaansche echtpaar, dat
blijkbaar tot de habitués van zijn Huis behoorde, maar zijn oogen, onder
schijnbaar aandachtig luisteren, volgden andere vrouwengestalten, keken scherp
en geconcentreerd en omvatten al wat in de salon gebeurde. Telkens boog zijn
slanke lichaam in eerbiedige groet naar een vertrekkende en al behield zijn
gezicht een beheerschte, vleiende nederigheid, zijn wonderlijke oogen speelden
hun spel, keurden en verworpen met één koude, wreede flits, of lachten en
lokten, even, nauw merkbaar, met de durf van den ervaren verleider.
Een lakei hield de vleugeldeuren open. De twee dames Coornvelt daalden de breede
statietrap over de roodfluweelen looper af, zij zagen weer de gobelins, de
marmeren beelden van het trappenhuis. Zij gingen langs de twee rijen pronkende
automobielen met de verveelde chauffeurs en de arrogante luxe-hondjes.
Dorothee greep haar dochters arm. ‘Puck, laten we een eind loopen, een flink
eind, dat al die afschuwlijke parfums er uit waaien! Groote God, kind... had jij
ooit gedacht dat zoo iets bestond? Niet als een maskerade voor één dag... maar
alle dagen opnieuw, jaar in, jaar uit! Puck... ik heb aldoor aan tante Dok
moeten denken... dat zij en ik en duizend anderen ons heele leven hebben
gestreden, opdat er een beter, wijzer, waardiger vrouwengeslacht zou komen.’
| |
| |
Puck lachte terwijl ze haar moeders arm nam en haar dwong met vlugge passen over
te steken tusschen de dreigend snelle stoet van auto's. Tot haar ergernis stond
de keurende onverschillige blik van Panatelii haar nog steeds voor de geest en
tegelijk herzag ze in haar verbeelding een japon van zwaar dof crêpe met een
borduursel van zilver, die ze de mooiste van de collectie had gevonden. Háár
kleur, dat felle groen... en juist een model voor haar, dat haar uitstekend zou
kleeden. Haar figuur, zoodra ze goede kleeren droeg, zou even mooi zijn als dat
van Kitty. Maar eigenlijk had ze in de laatste jaren, in al de tijd, dat ze zich
in Indië ziek en ellendig voelde, geen enkele flatteerende japon meer bezeten.
Het werd hoog tijd...
‘En dan te denken,’ hoorde zij de snelle booze stem naast zich, ‘dat duizenden
vrouwen ploeteren en zwoegen en hun oogen bederven voor een hongerloon om die
uitzinnig luxueuse dingen te maken. En duizenden andere zichzelf verkoopen om ze
te bezitten.’
Maar ik heb immers geen geld voor mooie kleeren, dreven Pucks eigen koppige
gedachten. We moeten verschrikkelijk zuinig zijn... alleen als ik zelf verdien,
kan ik me iets moois koopen wanneer ik er zin in heb. Dan schudde ze het af.
‘Kom Moeder, waarom maak je je zoo boos? Zoo is het toch altijd in de wereld
geweest, dat een leger van armen moest zwoegen voor de luxe van een handjevol
rijken. En worden de armen rijk, dan ontkornen ze op hun beurt niet aan zucht
naar weelde en verkwisting. Gedenk Pompadour en Dubarry en hoe zij verder
heeten. En hebt u niet gelezen, dat de vrouwelijke gezant van de Sovjets op een
receptie een prachtig avondtoilet droeg en een pels van het kostbaarste bont?’
Dorothee zuchtte. ‘IJdelheid is stellig een van de allersterkste vrouwelijke
instincten. Misschien even | |
| |
sterk... of nog sterker dan honger en bij
een massa vrouwen stellig sterker dan liefde. Een van de grootste machten, die
de wereld beheerschen... de allergrootste misschien. Waarvoor zou het noodig
zijn, dat de mannen zoo zwoegen en ploeteren om veel geld te verdienen als het
niet voor de luxe van hun vrouwen was?’
‘Dat zei Kitty precies zoo... toen ze de meening van meneer Panatelli citeerde.
Mannen schijnen er een merkwaardige voldoening en een speciale eer-voor-zich in
te vinden wanneer hun vrouw of hun maîtresse het geld verkwist, dat zij
verdienen.’
‘Omdat ze daarmee hun macht bevestigen,’ barstte de ander uit. ‘Heerschers
blijven! En er ons in hun hart om kunnen verachten!’
Puck lachte. ‘Moeder, ben je op weg een mannenhaatster te worden?’
‘Vanmiddag eerder een vrouwenhaatster,’ zei Dorothee met haar oude
heftigheid.
|
|