Op de gymnastiekles.
5, Woensdag.
Het weer blijft mooi, en wij zijn van kamergymnastiek overgegaan op de oefeningen aan de werktuigen, die in den tuin staan. Garonne was gisteren in de kamer van den directeur, toen de moeder van Nelli binnenkwam, de blonde dame, die altijd in het zwart gekleed gaat, om te vragen of haar zoon niet behoefde mee te doen aan de oefeningen. Elk woord kostte haar moeite, en zij sprak met de hand op het hoofdje van haar zoon. - ‘Hij kan niet’ - ... zeide zij tegen den directeur. Maar Nelli toonde zich zoo bedroefd, uitgesloten te worden van de oefeningen, deze vernedering er nog bij te krijgen... - ‘U zult zien, mama’ - zeide hij, - ‘dat ik evengoed zal kunnen werken als de anderen.’ - Zijn moeder keek hem zwijgend aan, met een blik vol medelijden en liefde. Toen merkte zij aarzelend op: - ‘Ik vrees dat zijn kameraden...’ - Zij had willen zeggen: - ‘Ik vrees, dat zij hem zullen bespotten.’ - Maar Nelli antwoordde: - ‘Zij zullen mij niets doen... en Garrone is er toch bij.’ - En toen werd besloten, dat hij aan de les zou deelnemen. De onderwijzer liet ons dadelijk in de masten klimmen, die heel hoog zijn. Hij beval ons er in te klimmen, en daarna recht op den dwarsbalk te gaan staan. Derossi en Coretti klommen naar boven, vlug, als apen, ook de kleine Precossi ging behendig in de hoogte, hoewel hij gehinderd werd door zijn buisje, dat hem tot aan de knieën reikte. Om hem aan het lachen te maken, riepen allen zijn stopwoord: - ‘Neem me niet kwalijk, ik vraag wel excuus.’ - Stardi snoof, werd zoo rood als een kalkoensche haan, knarste met de tanden, maar hij moest boven komen, het kostte wat het wilde, en hij bereikte ook werkelijk den top. Nobis slaagde ook, en toen hij weer op den grond stond, nam hij de houding aan van een keizer. Om gemakkelijk te klimmen, hadden alle hun handen ingewreven met hars, colofonia, zooals wij het noemen; het is weer die scharrelaar van
een Garoffi, die het voor een stuiver het peperhuisje