De man, die de oude vrouw had vastgehouden, liep naar de deur van den moestuin, om te onderzoeken of er iemand was; daarop riep hij: - ‘Kom mee!’ -
Hij, die in het huis achtergebleven was, en die Ferruccio nog steeds vasthield, toonde den jongen en de oude vrouw, die de oogen weder geopend had, het mes, en zei: - ‘Geeft geen geluid, of ik kom terug, en snijd je den hals af.’
Op hetzelfde oogenblik hoorden zij in de verte, op den straatweg, een lied door vele stemmen aangeheven. De dief keerde haastig het hoofd naar de deur, en door een plotselinge beweging gleed hem de doek van het gelaat.
De oude vrouw riep met een schreeuw: ‘Mozzoni!’
- ‘Nu zal je sterven!’ - riep de dief, die zich herkend zag.
En met opgeheven mes naderde hij de oude vrouw, die bij het zien van het mes in zwijm viel.
De moordenaar stiet toe.
Maar met een snelle beweging, terwijl hij een wanhopigen kreet uitstootte, had Ferruccio zich op zijn grootmoeder geworpen en had haar met zijn eigen lichaam beschermd. De moordenaar nam de vlucht, stootte tegen de tafel, en wierp het licht om, dat uitging.
De jongen gleed langzaam naar beneden, viel op de knieën, en bleef in deze houding liggen met de armen om zijn grootmoeder heen geslagen, en het hoofd tegen haar borst gedrukt. Eenige minuten gingen voorbij; het was volkomen donker; het gezang der boeren verloor zich in de verte. De oude vrouw kwam weder bij.
- ‘Ferruccio!’ - riep zij uit, met een nauwelijks hoorbare stem, en klappertandend.
- ‘Grootmoeder,’ - antwoordde het kind.
De oude vrouw deed een poging om te spreken; maar de schrik had haar tong verlamd.
Een oogenblik ging voorbij.
Toen slaagde zij er in te vragen:
- ‘Zijn zij er niet meer?’ -
- ‘Nee.’ -