zorgt. Op school is hij altijd aan het schacheren; hij houdt iederen dag verkoopingen en loterijen, en wil altijd ruilen; dan heeft hij later weer berouw over zijn ruil en wil hij zijn vroeger eigendom weer terug hebben; hij koopt voor twee, en verkoopt voor vier; wanneer wij spelen en hij waagt iets, dan verliest hij nooit; hij verkoopt oude couranten aan den tabakshandelaar. Op school doet hij slechts moeite voor de rekenles, en wanneer hij eens zóó zijn best heeft gedaan, dat hij een medaille krijgt, komt dit, omdat hij weet, dat hij met deze onderscheiding vrijen toegang tot het marionettentheater krijgt. Wij hebben van middag koopmannetje gespeeld, met weegschaal en gewichten; hij weet van alles den juisten
prijs; kent de gewichten, en kan goede peperhuisjes maken, even vlug als een winkelier. Hij zegt, dat hij, zoo gauw hij van school af is, een zaak zal beginnen, een nieuwen handel, dien hij uitgevonden heeft. Hij was heel blij, toen ik hem vreemde postzegels gaf, en heeft mij dadelijk gezegd voor hoeveel hij ieder verkoopen kan aan de verzamelaars. Mijn vader, die deed alsof hij de courant zat te lezen, zat naar hem te luisteren, en amuseerde zich. Dan heeft hij ook altijd zijn zakken vol met prullen, en bedekt alles met een langen, zwarten mantel; hij schijnt altijd in gedachten verzonken te zijn en bezig met rekenen, net als een koopman. Maar datgene, wat hem toch het meest aan het hart gaat, is zijn postzegelverzameling; die is zijn schat en hij praat er altijd over, alsof hij daaruit een groot fortuin zal halen. De jongens noemen hem een gierigaard en een woekeraar. Ik weet niet of zij gelijk hebben. Ik mag hem graag, hij leert mij veel dingen, hij schijnt mij haast een man toe. Coretti, de zoon van den koopman in brandstoffen, zegt, dat hij voor niets in de wereld zijn postzegelverzameling zou afstaan. Mijn vader gelooft dit niet. - ‘Je moet nog wachten met over hem te oordeelen,’ - zeide hij mij, - ‘het is waar, dat hij een hartstochtelijke liefhebberij heeft om alles te verzamelen en te verkoopen, maar hij heeft ook een goed hart.’