om hulp te zoeken; deze had medelijden met hem en liet hem op deze stoomboot inschepen, nadat hij hem een brief had medegegeven aan den Commissaris van politie te Genua, die hem aan zijn ouders terug moest zenden. De arme jongen was in lompen gehuld en zag er ziekelijk uit. Men had hem een tweede klasse hut gegeven. Hij trok ieders aandacht; eenigen ondervroegen hem, maar hij gaf geen antwoord, en het scheen wel of hij allen haatte en verfoeide; de ontbering en de slagen hadden hem tot wanhoop gedreven en hadden zijn hart verbitterd. Eindelijk slaagden drie reizigers, door lang aanhouden en herhaaldelijk vragen, er in, hem tot spreken te brengen, en in eenige onbeschaafde zinnen, die uit Venetiaansche, Spaansche en Fransche woorden bestonden, vertelde het kind zijn geschiedenis. De drie reizigers waren geen Italianen maar zij begrepen hem; daar zij medelijden met hem hadden en opgewonden waren door den wijn die door hen gedronken was, gaven zij hem geld, maakten grappen en deden hun best om hem nog meer te laten vertellen. Op dit oogenblik kwamen nog eenige heeren binnen, en nu gaven alle drie nog meer geld en riepen: ‘dit is allemaal voor jou!’ - en zij lieten het geld op de tafel klinken. De jongen stak alles in zijn zak, en bedankte zachtjes met zijn ruwe stem, doch voor de eerste maal glimlachte hij en stond er dankbaarheid in zijn oogen te lezen. Toen ging hij naar zijn hut, trok het gordijn voor den ingang, ging zitten en dacht over het gebeurde na. Voor dit geld zou hij eens een lekker hapje koopen, nadat hij twee jaar lang zelfs aan brood gebrek had gehad; hij kon zoodra hij in Genua aan wal kwam, een buisje koopen, nadat hij twee jaar lang slechts lompen aan 't lijf had gehad, en dan kon hij nog wat mee naar huis brengen, en zouden zijn vader en zijn moeder hem zeker vriendelijker ontvangen dan wanneer hij met leege handen thuis kwam. Dit geld was een kleine schat voor hem. En hieraan dacht hij, met een getroost hart, en bleef
achter het gordijn van zijn hut zitten, terwijl drie reizigers voor de eettafel gezeten waren, die midden in het salon der tweede klasse