Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] LXIV. Jac. V:8. Weest gy ook lankmoedig, versterkt Uwe herten, enz. Wyse Ps. 24. Ps. 95. Ps. 111. 1. ALs eind'lyk, met een bly' geschal, Die tyding' nog eens komen sal, Dat GOD verlossing' staat te geeven; Als Babel vallen sal in stuk, En weggedaan wordt 't dryvers-juk, Wat vreugde sal men dan beleeven! 2. Dat heuch'lyk lot, van GOD bereidt, Die overgroote Zaeligheid, Sal boven onse sinnen steig'ren! Wy sullen syn als droomende, En niet meer angstig schroomende, Men sal ons dan geen' plaatse weig'ren! 3. Dat volk, dat ons nu soo veracht, En onse hoope maar belacht, Sal dan bekommert, en verleegen, Haast sien, dat 't geene fantasy', Of yd'le droom geweesen sy, Gelyk sy nu te last'ren pleegen. [pagina 152] [p. 152] 4. Hoe lange HEERE, nog! Hoe lang! Sitt 't arme Volk in Babels dwang? Verlos het eens van syne banden! 'T is voor Uw' Macht een' ligte saak; O dat het eens daar toe geraek', Dat Gy den Geest send' in de landen! 5. Doch; 't is naar dien al wysen Raed, Dat het vooraf door thranen gaat; Eer men den oogst inbrengt met reien: Dus dragen wy, naar Uwen sin, Het eed'le saed nog veld-waartz in, En laeten onse oogen schreien! 6. Het Licht klimt midd'lerwyl ten top, De Bloeityd doet sig reets wat op: Veel-ligt syn 't nog maar wein'ge dagen; Of, siet, daar komt de Somer-tyd, Waarin men maait aan alle syd'; Doet HEERE, naar Uw' welbehaegen! Vorige Volgende