Hondert geestelyke liederen
(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
LXIII.
| |
[pagina 146]
| |
Sy heeft haar' Poorten, en haar Deuren,
De BURGEREN van deese Steed',
Genieten Waarheid, Liefd', en Vreed';
O Zaelig, wien dit mag gebeuren!
4.
Die STAD is wys'lyk toebereidt,
S' is d' ingang tot de Eeuwigheid;Ga naar voetnoot(e)
Wie daar door opklimt van beneeden,
Komt in die hooge plaats, die God
Gebouwt heeft,Ga naar voetnoot(f) om te blyven tot
In d' Eeuwigheid der Eeuwigheeden.
5.
Gelukkig, die haar Poorte vindt,
En daar toe ingaet, als eenGa naar voetnoot(g) kind!
Wilt gy, O mensch, dit stuk beseffen,
Ei soekt se niet soo verr' en wyd,
Gaet van Uw' herte niet ter syd';
Want siet daar is s' als aan te treffen.
6.
Haar' ingang is in onsen geest;Ga naar voetnoot(h)
Doch, siet! hoe is se toe geweest,
Voor haaren HEERE, ende KONING!
Wanneer men sig soo lange tyd
Aan and'ren hadde toegewydt,
En vreemden diende tot een wooning.
| |
[pagina 147]
| |
7.
De siel' is immers toebereidt
Tot 't blyvenGa naar voetnoot(i) in der Eeuwigheid:
En sal se weig'ren HEM te eeren!
Wie sulks te doen sal onderstaan,
Sal HY door syne macht verslaan,
En in syn toorne haast omkeeren!
8.
O dat die eeuw'ge Ziele-Poort,
Geoopent blyveGa naar voetnoot(k) van nu voort;
Op dat de KONING, naar behaagen,
Doortrekk' in syne groote Kracht,Ga naar voetnoot(k)
Met oeff'ning' van syn' hooge Macht!
En ik HEM dien' all' myne dagen!
| |
I. Pause.9.
Maak HEM, myn hert'! een' ruymeGa naar voetnoot(l) baan,
Laet niets HEM in de wege staan,
Dat HY niet spoedig in sou' ryden:Ga naar voetnoot(m)
Stell' s' werelds snoode voddery,
En wat uyt 't eig'ne komt daar by,
Gewilliglyk, als aan de syden.
| |
[pagina 148]
| |
10.
Roep HEM, als Overwinnaer, uyt:
EEN', die den Machtigen syn' buyt
Genoomen heeft, en heil wil schenken,
Aan allen, die HEM hulde doen,
En door syn scepter laeten hoên,
Om Synes Naams te doen gedenken!
11.
Wat schaamte doet 't myn' Ziele aan,
Dat GY soo lange hebt gestaan;
Als waart GY myne Stad niet weerdig!
ô! KONING! 'k hebb' U niet gekent,
Maar my aan d' ydelheid gewent,
Nu open' ik de Poorten veerdig!
12.
Neem-in de plaatse van myn hert!
En, is 't ook daar nog seer verwert,
O dat Uw' Geest 't eens helder maake!
Het worde alles weggevaagt,
Wat U daar nog niet in behaagt,
Dat het tot suyverheid geraake!
13.
Ai still' ook eens al 't woest gedruys,
Dat dikwils in myn's herten Huys
My onbekwaam maakt om te merken,
Op 't Godd'lyk woord van Uwen mond,
Dat tot my spreektGa naar voetnoot(n) tot meen'ger stond;
Om 't, in Uw' vreese, uyt te werken!
| |
[pagina 149]
| |
14.
Treed' in, hoe soud' GY buyten staan?
Of als eenGa naar voetnoot(o) Vreemd'ling verder gaan;
Ik oop'ne U myn's Herte zaalen:
Woon eeuwig daar, ô ZIELEN-VRIEND!
Word't eeuwig, daar, van my gedient!
'K will U, op UweGa naar voetnoot(p) Vrugt', onthaalen.
15.
Vertoon daar Uwe Majesteit,
Verschyn daar in Uw' Heerlykheid:Ga naar voetnoot(q)
O mocht myn' Ziel Uw' Aanschyn, schouwen!
En door dit saalige gesicht,
Verleevendiget, en verlicht,
Voortaan op Uwe Goedheid bouwen!
| |
II. Pause16.
En Gy, ô Zions burgery'!
Verhoogt toch deesen VORST met my;
Dien LEEUW, uyt Juda's stam gesprooten!
Is yemant ergens, HEM gelyk,
In luyster, magt, of Koningryk?
Dien ROEM vanGa naar voetnoot(r) all' syn gunstgenooten!
| |
[pagina 150]
| |
17.
Wordt wel Uw' Stad nog eens benaauwt,
En Uwen Kind'ren toegegraauwt;
Schynt somtyds laaf'nis haar benoomen,
Daar sullen egter voor en nae,
Wel beekskensGa naar voetnoot(s) blyven van genae',
Die van den StroomGa naar voetnoot(t) der Volheid koomen!
18.
JOHANNES sag voor uyt die Stad,
Hoe dat se peerlen-Poorten hadd'Ga naar voetnoot(u)
Die dag en nagt ook stonden open;
En, hoe daar d' Eng'len hielden wagt,
Op dat 'er niets wierd' ingebragt,
Dat sig in smetten had verloopen.
19.
ô STIGTER van die schoone Stad,Ga naar voetnoot(v)
Die GY se hebt soo lief gehad,
Dat GY s' ook met Uw bloed, woud' koopen,
Blyf' in ons midden! Blyf naby!
Bewaak de plaats! bewaak ook my!
Wy sullen op Uw' goedheid hoopen!
|
|