Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] XVII. Op de Geboorte van den Heere Jesus Christus. Luc. II:12. Gy sult het Kindeken vinden in doeken gewonden, liggende in de Kribbe. Wyse Ps. 8. Ps. 45. 1. WOrd't ô myn' Ziel, in aandagt opgetoogen! Doch sluyt hier toe uw' beide vleesches-oogen: Begeef u dus naar Beth'lems Kribb', en Stal, Want hier ontmoet g' een wonderbaar geval! 2. Een stuk verborgen voor de meeste Grooten, Een stuk den kleinen door den Geest ontslooten; Hier is Gods Soon, en teffens 's Menschen-Kind! Hier is Immanuel, die groote sondaers Vrind! 3. Seg niet ‘Wie soud' in sulke slegte hoeken, Een' Konings Soon, toch immermeer gaan soeken? ô Ziel! 't wierdt soo geschikt naar 's Hemels Raad, Daar al 't vernuft des vleesches stil voor staat! 4. Voorwaer! dit KIND hadd' immers niet van nooden, [pagina 37] [p. 37] Dat aardsche eer, of goed wierdt aangebooden Om hier door Groot, of Ryk te syn; ô neen! Dat trekken weereldlingen naar sig heen! 5. Dit KIND ontleent geen ciersel van de Aarde, Of iets, dat men daar houdt van groote waarde: Syn' Grootheid heeft HY immer in sig self, Syn eige Wooning' is in 't hoog gewelf! 6. Alleen HY kwam ter deser tyd hier onder, Op dat HY wierd' een overseldsaam Wonder Van Laagheid, Armoed, Lyden, en Geduld, En dus betaalt HY uw gemaakte schuld! 7. En; wyl de Hemel voor u was geslooten, En dat de Vloek u gantsch'lyk ging ontblooten, Soo daalde HY van boven tot U neêr, En dekt' daar door de sond'ge naaktheid weêr: Pause. 8. Dus, ô myn Ziel! wilt Gy den Heiland soeken, Vraag 't allereerst naar die verborgen hoeken, Daar weinig of geen werelds grootheid is, Of anders loopt gy Syne plaatse mis. [pagina 38] [p. 38] 9. Smeek tot HEM self, dat HY uw herte roere! En dat syn Geest U selfs naar Beth'lem voere! Vraag heylbegeerig; waar de Kribbe is, Daar d'ARMOED' woont: Gy vindt de plaats gewis. 10. 'k Wil seggen; staet dog niet naar hooge dingen, Maar voeg u self veel eerder tot geringen; Gaet in den stal van waare need'righeid: Daar vindt gy HEM, die U naar boven leidt! 11. O liefste Heiland! die toen laegt omwonden, In Doek', en Kribb', om onse smett', en sonden; Ai trek Gy steeds door Uw' verborgen kragt, Nog veele Zielen uyt de sonden-nagt! 12. Geef, dat sy eens verlaaten all' die oorden, Waar in de Aardsche goed'ren hun bekoorden! En komen, daar Uw' Armoed' is te sien, Waar in GY laagt, om sondaers hulp te biên! 13. Voer GY ons self tot dese laage hutten; Beneem ons alle schadelyke stutten Van Trotsheid, yd'le Waan, of eigen Werk; Soo wordt voor ons de Stal de regte Kerk! Vorige Volgende