Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen
(1776)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
[pagina 247]
| |
Geen helsche magt
Heeft regt of kragt
Die vrijheid ons te ontsteelen:
De duivel moet,
Hoe fel hij woed,
Ons in die rust zien deelen.
Gods eigen Zoon
Verliet zijn troon,
Om 's duivels magt te breken;
Hij stierf aan 't kruis,
Om ons voor 't huis
Zijns Vaders op te kweeken.
Hij heeft der wet
Haar perk gezet,
Haar vloeken ingebonden:
Hij maakt ons vrij
Van slavernij,
En overmagt der zonden.
| |
[pagina 248]
| |
Die ons belaagt,
Betigt, en plaagt,
Krijgt straf tot zijn belooning;
Die voor ons strijdt,
En ons bevrijdt,
Is onze God, en Koning.
't Gewisse mag,
Bij vollen dag,
Het vrolijk licht aanschouwen:
't Wordt door geen schuld
Met schrik vervuld,
Daar we op Gods Zoon betrouwen.
Een dwingeland
Bevlekt zijn hand
Met bloed, en dwangplakaten;
Maar Jesus niet,
Die slegts gebiedt,
't Geen onrust baart, te laten.
| |
[pagina 249]
| |
't Was Jesus lust,
Om ons de rust
Te koopen voor zijn leven;
Hij gaf geen wet,
Of ze is gezet,
Om ons die rust te geven.
Door God als God,
En zijn gebod
In 't ware licht te kennen,
Zal oog en hart,
Den strik ontward,
Aan 's hemels vrijheid wennen.
Gods kind te zijn;
Geen angst, geen pijn,
Maar onzen God te vreezen;
Met Jesus beeld
Te zijn bedeeld;
Zou dat geen vrijheid wezen?
|
|