Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen(1776)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] De vrijmoedige avondmaalganger. Welzalig ik, die toe mag tasten, Gezeten aan dees disch, Daar Gods beminden zijn de gasten, Daar Jesus gastheer is. Die gastheer wil ons hier verblijen Door vollen overvloed; Hier zijn de spijzen artsenijen, Voor alle kwalen, goed. Wie zoude er onvrijmoedig wezen, Daar Liefde zondaars noodt? Verban mijn ziel uw zondig vreezen, En denk aan Jesus dood! [pagina 239] [p. 239] Denk: Jesus is voor mij gestorven; Mijn schulden zijn voldaan! Ik mag, hoe onrein, hoe verdorven, Tot zijnen Vader gaan; Want som en renten zijn verrekend; Der wet wordt de eisch ontzegd: Daar God mijn losbrief, onderteekend, Op tafel nederlegt. Rolt tranen! Rolt van mijne wangen! Ik zie, in brood en wijn, Mijn Heiland aan het kruishout hangen, Verteerd door angst en pijn. 'k Hoor nagels knarssen door zijn handen; Zijn klagen breekt mij 't hart: De dorst verschroeit zijne ingewanden; Zo groeit er smart uit smart! Zo is mij deze wijn een teeken, Met dit gebroken brood, Hoe God zig op den Zoon wou wreeken, Mij redden door zijn dood. Nu kan mijn tong geen woorden vinden; Gij kent uw knegt, o Heer! Hij wil zig aan uw dienst verbinden, En geeft Genade de eer. [pagina 240] [p. 240] Hij immers moest aan U mishagen, Maar 't is uw vrije min; Gij wilt hem in uwe armen dragen, En hij, hij stemt het in. 't Geen Gij belooft, wil ik verwagten, En schikken mij ten strijd. Mijn vijand zie aan mijne kragten, Dat gij mijn Koning zijt! Zo druipt er troost uit Jesus wonden; Zo looft een zondaar God. Roemt eeuwig, Godgewijde monden! Uw allerzaligst lot. Vorige Volgende