Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen(1776)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] Kinderzang. Ik ben een kind, van God geschapen, Van God, die melk en broed mij geeft, Die, als ik opsta, of ga slapen, Zijne oogen altijd op mij heeft. Ik zie Hem niet, dan in zijn werken; Ik hoer zijn stem in zijn gebod: Och! mogten eens mijne ouders merken, Dat ik gehoorzaam was aan God! Ik bid tot God niet, dan gedrongen; 'k Zeg, lieve Heer! maar zoek Hem niet; 'k Heb daaglijks om mijn zin gedwongen, Terwijl zijn oog mijn stoutheid ziet. God Vader! wil, ai! wil vergeven! Zie Jesus in zijn kindsheid aan! Hij is geslagen in zijn leven, En heeft U in zijn dood voldaan. [pagina 211] [p. 211] Gij, Jesus! zult mijn Heiland wezen; Of wiltge niet? --- ik ben een kind: En zoudt Gij kindren niet genezen, Gij, die ook kindertjens bemint? O Geest! bewoon mijn teêre leden! Bespreng mijn ziel met Jesus bloed! Vervul mijn lippen met gebeden, En met Gods vrees mijn jong gemoed! Ik zal mijne Ouders dan beminnen; Dan vreeze ik voor geen helsche pijn; Dan kom ik in den hemel binnen, En zal eene eer van Christus zijn. 'k Mag immers op dit alles hopen, Drieëenig God? het is beloofd, En in uw naam is, bij het doopen, Uw trouw verzeegeld aan mijn hoofd. Vorige Volgende