Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 354]
| |
II.U, groote God, die eeuwig leeft,
Van wien wij 't licht ontvongen,
Die ons een veil'ge woning geeft,
U zij een lied gezongen!
U, die ons vrede en welvaart schenkt,
Met raad en troost aan ons gedenkt,
U loven onze tongen.
| |
[pagina 355]
| |
III.Wil in dit jaar, weldadig Heer,
Ons ook uw zegen geven,
En uwen Geest, om U ter eer
In uwe vrees te leven.
Gij deelt ons aardsche welvaart meê,
Als wij maar, met ons lot te vreê,
Naar 't ware heilgoed streven.
| |
IV.Geef mij, naar uwe liefde en trouw,
Geneugchelijke tijden;
Maar, zo die vreugd mij schaden zou,
Geef mij dan kruis en lijden.
Versterk met lijdzaamheid mijn hart,
En laat mij nooit, in druk en smart,
Gelukkiger benijden.
| |
V.Wees vaderlijk uw volk nabij
In al hun tegenheden;
Dat uwe ontferming blijkbaar zij
In Jesus arme leden!
Begunstig iedre goede daad,
En wil, o God! met heil en raad
Onze Overheid bekleeden.
| |
[pagina 356]
| |
VI.Dat Wijsheid hier haar majesteit,
En 't Regt zijn luister toone!
Dat Godvrugt en Tevredenheid
In onzen lande woone!
Dat Trouw en Liefde bij ons zij!
Dit, lieve Vader, bidden wij
In Christus uwen Zoone.
|
|