Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 351]
| |
II.De volkren hebben u verwagt,
Totdat Gods tijd zijn loop volbragt.
Toen zond Hij ons van zijnen troon,
U 's weerelds heil, U zijnen Zoon.
| |
III.Als ik dit wonder vatten wil,
Dan staat mijn geest vol eerbied stil:
'k Aanbid met diepe erkentenis,
Dat 's Vaders liefde oneindig is.
| |
[pagina 352]
| |
IV.Opdat de zondaar leven moog,
Daalt zelfs de Schepper van omhoog,
Verbergt zijn hemel-majesteit,
Wordt vleesch, wordt onze zaligheid.
| |
V.Uw Koning, Sion, komt, uwe eer;
Hij komt, en spreekt: ‘Ik kom, o Heer!
Mijn naam is in uw boek gezet;
Ik onderwerp mij aan uw wet.’
| |
VI.Geloofd, die komt in 's Heeren naam!
Wij Christnen zeegnen U te saam,
U, Vredevorst, der Vadren wensch,
U, God Messias, God en mensch.
| |
VII.Gij, Heer, ons heil, ons hoogste goed,
Vereenigt U met vleesch en bloed,
Wordt onze vriend en Broeder, Gij!
En o! Gods kindren worden wij.
| |
[pagina 353]
| |
VIII.Gedachte, vol van zaligheid,
Die ons de ware vreugd bereidt!
Gedachte, vol van majesteit,
Die ons ten hoogsten eertop leidt!
| |
IX.Eén daad heeft ons den dood gekost;
Eén middlaar is 't, die ons verlost.
Wie vreest nog, die een Heiland heeft,
Die in den schoot des Vaders leeft?
| |
X.Juich, Hemel, dien geboortedag,
Waarop uw roem het leven zag:
Juich, aarde, zing het nieuwe lied,
Nu ge in uw rijk uw Koning ziet.
| |
XI.Dit is de dag, dien God ons schenkt,
Waaraan geheel de weereld denkt;
Hem viere alwat in 't groot Heelal
Door Jesus is, en wezen zal!
|
|