Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 348]
| |
II.Verheft uw lot;
Zo mint ons God,
Zo mint Hij ons, dat Hij zijn Zoon wil geven.
O! wie zijn wij,
Mijn God, dat Gij
Uw Zoon voor ons in 't vleesch doet leven?
| |
[pagina 349]
| |
III.Hij, God, werd mensch;
Der Vad'ren wensch,
Werd onze vriend, toen wij zijn haters waren.
Werd ons gelijk,
Om 't godlijk rijk
En 's Vaders liefde in 't vleesch ons te openbaren.
| |
IV.Ons vleesch en bloed,
Dat sterven moet,
Is door Gods Zoon, o wonder! aangenomen.
Dat vleesch en bloed,
Dat God voldoet,
Dat moet voor ons aan 't kruis ten offer komen.
| |
V.Gelooft Gods stem;
Neemt deel aan Hem,
Die, ons tot heil, zig zelven wou verzaken.
Hij gaat u voor
Op 't hemelspoor;
Volgt, volgt Hem na; Hij zal ons zalig maken.
| |
[pagina 350]
| |
VI.'k Zal, God ter eer,
In de uwen, Heer,
Regt broederlijk, U kleeden, spijzen, drenken:
Der vroomen hart,
In hunne smart,
Vertroosten, en daarbij aan U gedenken.
| |
VII.O eeuwig Woord,
Daar 't all' naa hoort!
Die alles schiept, en draagt door uw vermogen!
Uw' lof verbreidt
De Christenheid,
En eerlang wordt U alle knie geboogen.
| |
VIII.Verheft den Heer;
Hij mint ons teêr,
Al moet het ook zijn eigen leven kosten:
Hallelujah!
Hallelujah!
Weest blijde in God, en juicht Hem, gij Verlosten!
|
|