Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 344]
| |
II.Als tegenspoed mijn tente genaakte,
Dan hoorde God mijn droeve klagt,
Ik ben, daar zijn goedgunstigheid waakte,
Nog nooit in mijnen druk versmagt.
| |
III.Ik zonk in ziekte en jammeren neder;
Ik bad ook in dien bangen tijd:
Straks hielp mij God, die Magtige, weder,
En mijn gebeente werd verblijd.
| |
[pagina 345]
| |
IV.Als mij de haat eens vijands bedroefde,
Dan klaagde ik kinderlijk mijn smart:
Ik zogt geen wraak, als God mij beproefde,
Hij sterkte met geduld mijn hart.
| |
V.Als ik van 't spoor der Godvrugt verdwaalde,
En door het kwaad bezoedeld was,
Riep ik tot God, wiens gunst mij bestraalde,
En wiens Genade mij genas.
| |
VI.'k Zag uit naar troost; wat was het mij bange!
Mijn God verborg zijn aangezigt;
Ik riep tot Hem: ‘Ach Heere! hoe lange?’
En Hij heeft mij weêr opgerigt.
| |
VII.Hij hielp, en zal mij verder bevrijden;
Hij helpt; de Heer is wijs en goed;
Hij helpt, daar ik het kwaad meet bestrijden;
Hij helpt, en geeft den zwakken moed.
| |
[pagina 346]
| |
VIII.U dank ik voor beproevende plagen,
Die mij uw trouw heeft toegeschikt;
U dank ik voor de vrolijker dagen,
Waarmede uw liefde mij verkwikt.
| |
IX.U dank ik voor de goedren der aarde,
Die ik in uwe gunst genoot:
Daar Gij voor mij mijn nooddruft bewaarde,
En iedren dag uw hand ontsloot.
| |
X.U dank ik, dat Ge uw Zoon hebt gegeven;
O wondre gunst! - en dat voor mij!
Hem in den dood! - om mij te doen leven!
Och dat ik eeuwig dankbaar zij!
| |
XI.O! al Gods werk! roem eeuwig den Heere!
Al de aard' zij vol van 's Hoogsten lof!
Hem zij de kragt, de wijsheid, en de eere?
Hij zaligt zelfs het nietig stof.
| |
[pagina 347]
| |
XII.Hij helpt; al hoort men 's avonds ons klagen,
Des morgens is ons heil bereid:
Na ligten druk van weinige dagen
Verheft Hij ons ter zaligheid.
| |
XIII.Nooit moet mijn hart Gods liefde vergeten,
Steeds zijn bevelen gadeslaan!
't Heelal moet door mijn dankbaarheid weten,
Dat God aan mij heeft welgedaan.
|
|