Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij
[pagina 342]
| |
II.'k Moet U mijn danklied wijden,
Mij in uw gunst verblijden;
In U verheuge ik mij.
Gij woudt mijn kragten sterken,
Mij zeeg'nen in mijn werken,
En, o! mijn hart, dat reinigt Gij.
| |
[pagina 343]
| |
III.Mijn God, wat heil, wat vrede
Deelt Ge aan uw dienaars mede!
Ik ruilde 't voor geen troon.
'k Mag op uw goedheid hopen,
Ik zie den hemel open,
En daar voor mij 't genadeloon.
| |
IV.Ik weet, op wien 'k vertrouwe,
Op welke rots ik bouwe:
Al zijn mijn zonden veel,
Gij hebt ze mij vergeven;
'k Mag in uw vriendschap leven,
En in den hemel is mijn deel.
| |
V.Ik leg gerust mij neder;
Uw trouw bezorgt mij teder:
Wat wordt er kwaads gevreesd,
Als we ons aan U verpanden?
'k Ben de uwe; in uwe handen
Beveel ik, Vader, mijnen geest.
|
|