Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen
(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele–
[pagina 329]
| |
II.Och! schep in mij een reinen geest,
Een geest, die U bemint en vreest,
Een geest, vol ootmoed, lof en dank,
Een stillen geest, mijn leven langk.
| |
III.Wees mijn Beschermer in gevaar;
Dat mij uw regterhand bewaar'!
Wat is er, dat mij schrik verwekt,
Als mij uw regterhand bedekt?
| |
[pagina 330]
| |
IV.Ja, Heer, ik ben in uwe hand;
Mijn geest ontsing van U 't verstand:
Bewaar het mij, versterk het voord,
En onderwijs het door uw woord.
| |
V.Uw groote naam verheuge mij!
Dat die mij steeds voor oogen zij?
't Geloof in U zij mijne vreugd!
Geef, dat het werkzaam zij in deugd!
| |
VI.Dat is mijn heil, dat Gij mij leidt;
Dat zij mijn grootste zaligheid,
Dat ik uw Koningrijk verwagt,
En al mijn pligten trouw betragt.
| |
VII.Mijn kragt is niets, mijns vijands groot;
Dit brengt mij in den bangsten nood.
Och dat uw hulp mij steeds verschijn'!
Dan zal ik eens verwinnaar zijn.
| |
[pagina 331]
| |
VIII.Geef mij van de aardsche goedren dat,
Het welk uw wijsheid nodig schat.
Al is 't niet groot, al is 't niet veel;
Mij is genoeg een kinderdeel.
| |
IX.Geeft ge immer overvloed aan mij;
Geef mij er dan die wijsheid bij,
Dat ik er matiglijk van leev',
En, blij van hart, er mild van geev'.
| |
X.Geef mij gezondheid; geef mij, Heer,
Dat ik die heilig' tot uwe eer,
En altijd daar getrouw voor waak',
Maar nooit om haar mijn pligt verzaak.
| |
XI.Verwek mij steeds een trouwen vriend,
Die met zijn raad mij troostrijk dient,
Die met mij in uw vreeze leeft,
En door zijn voorbeeld lessen geeft.
| |
[pagina 332]
| |
XII.Zoo 'k ooit een hoogen ouderdom
Naar uwen wijzen raad beklom;
Verzorg mij in dien zwakken staat,
Begeef mij niet, mijn Toeverlaat!
| |
XIII.Geef, als mijn einde daar zal zijn,
Dat ik getroost voor U verschijn';
Neem mij dan aan in uwen Zoon,
En wees mijn schild, mijn eeuwig loon.
![]() |
|