Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 295] [p. 295] Een christen in voorspoed. Nu zig mijn hupplend hart verblijdt; Mijn leven zagtkens henen glijdt, En rozen langs mijn paden bloeien; Valt aardsgezindheid lust en waan Mij onder schijn van vrijheid aan, Maar smeedt, helaas! mij ijzren boeien. Ik, die mij zelf ellendig ken, Voor alle boosheid vatbaar ben, Zal dies tot Jesus mij begeven; Hij, die mij eer en rijkdom schenkt, Mij uit een beek van voorspoed drenkt, Kan ook ootmoedig mij doen leven. Wanneer zijn geest mij daaglijks toont, Hoe in mijn hart de zonde woont; Hoe ligt ik struiklend kan bezwijken; En dat der deugden, die ik mis, Het aantal nog ontelbaar is, Dan zal de hoogmoed schaamrood wijken. [pagina 294] [p. 294] Dan blijf ik mijnen Vorst getrouw, Dan zal, als ik zijn gunst aanschouw, Mijn dankbaar hart Hem needrig eeren: En mijn genoegen rust en vreugd, Zo wel als 't vonkjen van mijn deugd, Als een verbeurde gift waardeeren. Dan kleeft mijn ziel aan de aarde niet, Daar zij om hoog haar wooning ziet; Dan zal ik mij alleen beroemen, Dat mijn verlosser eeuwig leeft, En mij het regt geschonken heeft, Om zijnen God mijn God te noemen. Dan zal ik weêr in strijd en druk Mij willig buigen onder 't juk, Ja zelfs in rampen vrolijk leven: En met mijn drukgenooten saam Mij steeds verheugen, dat mijn naam Is in den Hemel opgeschreven. Vorige Volgende