Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] De droevige inwooninge in het vleesch. 'k Moet in de rampwoestijn bouwvallig leem bewoonen, Door 't woest gestorm der Hel geschokt met stoot op stoot. Wanneer ik 't Ongeloof zie aazen op mijn brood, Zoekt in haar voorraadschuur de Weereld mij te troonen. En de oude Mensch, helaas! durft zig halstarrig toonen, Hij wijkt niet, schoon verjaagd; hij blijft mijn huisgenoot: Met List vereenigd zweert die valschaart mij den dood, En poogt mijn besten vriend te bannen, of te hoonen. Geef, Jesus! dat ik nooit mijn dienst dien vijand wij! Dat zijn gezelschap mij steeds onverdraaglijk zij; Wijl 't op mijn veege ziel daar afgronds pijlen hagelt! Zijn bijzijn zij me een hel! Ach! dat ik biddend waak, De zege wagtend strijde, en naar uw toekomst haak! Klink, klink Hem aan het kruis! Hij heeft er U genageld. Vorige Volgende