Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Opwekking tot boetvaardigheid, bij gelegenheid van den Bededag. O God! die Neêrland hebt gedagvaard voor uw troon, Uw Goedheid schittert als uw Magt in 's lands geschigten; Uw Heiligheid en Liefde in uwe strafgerigten; En uw Genade roept ons daaglijks tot uw Zoon. 't Ondankbaar volk versmaadt uw gunst, vertrapt uw kroon; Het doet zijn boosheid voor uw vloek, noch zegen zwigten; Zijn spotzugt wil uw Wraak tot ons verderf verpligten; Het stelt zijne eere in 't kwaad, zijn wellust in uw hoon. Mag zulk een hellerot U, vlekloos God! nog nadren? Mag Ootmoed bij den drom der smeekers mij vergadren; Ik bidden voor dit land; daar 'k een der snoodsten ben? Zoude ik, voor eigen blind, gemeene schuld belijden? Neen, laat bij Jesus kruis mijn zonden mij doorsnijden! Ik ween om 't Vaderland, als ik mij zelven ken. Vorige Volgende