Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] De heilige geest, de trooster der treurigen. 't Is Jesus Geest, die 's Vaders kroost Behoedt, en stiert, en leert, en troost In al hun tegenheden: Hij schraagt hun schouders onder 't kruis, Hij leidt hen naar huns Vaders huis, Door Amana naar Eden. Die Geest, verworven door zijn bloed, Schenkt aan mijn afgetreurd gemoed Weêr stof tot vrolijk zingen: Daar Hij mij in de waarheid leidt, Zie ik aan 't kruis de zaligheid Gekogt voor doemelingen. [pagina 75] [p. 75] Is 't me in dit tranendal zo bang, Zugt vaak mijn ziel: o God! hoe lang Zal ik in Kedar wonen? Hij toont mij, dat dees rampwoestijn Een kruisschool voor mijn ziel moet zijn; Een school voor al Gods zoonen. Ligt mij de schuld benauwd op 't hart, Prangt mij de smet met bange smart, Vreeze ik 't gevolg der zonden; Die Geest geleidt me op Golgotha, Die roept in mij: Genaê! Genaê! Die pleit op Jesus wonden. Verguist mijn vijand mij met smaad, Grimt hij mij aan, zoekt hij mijn kwaad; Ik zie, bij 's Geestes stralen, Dat Jesus hem in 's afgronds kuil Gekluisterd heeft aan klauw en muil; Zo kan ik adem halen. [pagina 76] [p. 76] Maar 'k heb o Geest! 'k heb U bedroefd, 'k Zag U voorbij, 'k heb vaak getoefd In nood tot U te komen: 't Is blindheid in mijn ziel geweest, Vergeef die schuld, vertroost mijn geest; Dit hebtge op U genomen! Vorige Volgende