Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Het bedervende kind aan de voeten van zijn vader. Vader! Vader! 'k heb 't bedorven! Ach! mijn wederspannig hart, Nog der zonde niet gestorven, Is weêr trouwloos afgezworven, Maar, dit weetge, 't is mijn smart. 'k Zal mijn schulden niet verbloemen, Allen zijn zij U bekend. 'k Wil mijn eigen snoodheid doemen, U, o God! regtvaardig noemen, Schoonge uw plagen op mij zendt. Onlangs nog door U genezen, En gereinigd van mijn schuld, Hadde ik lust U teêr te vreezen, Een gehoorzaam kind te wezen, Steeds met dankbaarheid vervuld. [pagina 10] [p. 10] Maar verwonnen door de zonden, En door driften overmand, Zie ik mij op nieuw gebonden, En wel haast geheel verslonden, Reiktge mij niet straks uw hand. Laat uw Liefde mij nu varen, Ach! wat wordt er dan van mij? Zultge U tegen mij verklaren, 's Vijands rot zal mij niet sparen; 'k Zie het vergenoegd en blij. 'k Hoor het juichen om mijn weenen, 't Lacht, terwijl mijn boezem schreit; Want het ziet mijn moed verdwenen, 't Werpt mij hoonend voor de scheenen ‘Hoe! is dit uw dankbaarheid?’ Vader! Vader! rigt mijn gangen Weder op het regte pad: 't Is (Gij weet het) mijn verlangen, Kinderlijk U aan te hangen; Hebtge niet mijn hand gevat? [pagina 11] [p. 11] 'k Heb, toen 'k U begon te vreezen, Uit uw eigen mond gehoord, Dat Gij zoudt lankmoedig wezen, En 't weerbarstig hart genezen: Denk nu aan 't gegeven woord! Zultge, o Vader! mij niet hooren, Daar mijn Broeder voor mij spreekt; Deed Hij 't niet, ik was verloren; Maar zijn stem klinkt in uwe ooren, Wijl Hij als mijn Losser smeekt. Zie mij met bekretene oogen Nederbukken voor uw troon; Schreiend smeeken om meêdogen. Maar - uw hart is reeds bewogen Door de tranen van den Zoon. Godlijk bloed! Gij toont uw kragten; Gij verzoent, en Gij geneest! Zal wel ooit een ziel versmagten, Die geloovig blijft verwagten U, o Vader, Zoon, en Geest! Vorige Volgende