Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Het vrijwillige offer. Hield eertijds de weereld mij knellend betooverd, Mijn hart is door Jesus nu streelend veroverd; Ik offer mij zelven aan God, die mij mint, Ik noem Hem mijn Vader; Hij noemt mij zijn kind. Kwam Jesus mijn ziel met genade besproeien, En zoude in mijn boezem geen offervuur gloeien? Neen, jeugdige kragten! Zijt gij Hem gewijd! Hoe schamper de Duivel dit offer benijdt. Geen goed kan de weereld ons vleiend belooven, Dan door het van God, onzen Schepper, te rooven. Mijn rijkdom, mijn schatten, 't zij alles het zijn! En daarom, o wonder! blijft alles het mijn. Mijn denken, mijn willen, zij Gode geheiligd; Ik geef Hem mijn ligchaam, dat Hij heeft beveiligd; Nu noeme ik mijn leven gelukkig, en blij; Want, ben ik verbonden; 'k was nimmer zo vrij. Wijk, aardsgezind woelen! wijk woelend beslommer! Ik offer vrijwillig, en weet van geen kommer. Ik gaf aan mijn Vader mijn weg, en mijn lot, En, nu nog te zorgen, was oneer voor God. Vorige Volgende