Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst
(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij
[pagina 120]
| |
Ontfermend schoot uw luister
Zijn stralen in het duister,
Dat ons op aard omringt.
Zodat w' U Vader noemen;
En zo uw liefde roemen,
Als die geen Seraf zingt.
o Heer der Legermagten!
Verleen tog helden-kragten
Aan onzen nieuwen mensch!
Die, door uw Geest gedreven,
Den doodsteek zoekt te geven
Aan onzen ouden mensch.
Dat Jesus in ons woone!
En door 't geloof vertoone
Den rijkdom zijner magt!
Dat w' in zijn liefde gloeien!
En op dien wortel groeien,
Als eiken zijner kragt!
| |
[pagina 121]
| |
In ons tog, die gelooven,
Gaat uwe magt te boven,
Wat 's menschen brein bevat.
Ach! open, Heer! onz' oogen;
Dan zien w' in uw vermogen
En rijkdom onzen schat.
De hoop op 't hemel-leven,
Ten erfdeel ons gegeven,
Door Hem, die 't graf verliet,
Doe ons op Jesus staren,
Die over d'englen-scharen
Thans heerscht in uw gebied.
Wien aard en hemel eeren,
Wien alle tongen zweeren,
Werd, door uw kragt, ons Hoofd.
Gij schonkt Hem zaligheden;
En hebt, daarvan, zijn leden
Ook 't vol bezit beloofd.
| |
[pagina 122]
| |
Laat vrij elk paslood feilen,
Dat, onbedagt, durft peilen
Die Liefde, tot den grond.
Wij rusten met vertrouwen,
Op 't geen ons oog niet schouwen,
Noch melden kan de mond.
Erkennen en belijden;
Ons in 't geloof verblijden;
Vervull' ons hart geheel
Met U, den God des levens;
Dan wordt uw volheid tevens
Ons eeuwig zalig deel.
Gij, Heer! die, boven denken
En bidden, ons wilt schenken;
Volbreng in ons uw doel!
Uw onbegrensd beloven
Gaat nooit de gift te boven,
Maar wel ons zwak gevoel.
| |
[pagina 123]
| |
U, Vader der genade!
Zij eere, vroeg en spade,
Tot in het laatst geslagt,
Door vrijgekogte zielen,
Waar z' immer voor U knielen,
In Jesus, toegebragt!
|
|