Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] XXIV. Vijfde lied des gebeds. Wijzs, Ps. XCI. In armoê rijk, met zorgen blij, Omzigtig in 't begeeren, Met ruim vertrouwen, zullen wij Den Grooten Gastheer eeren. Den Christen is godzaligheid Gewin met vergenoegen. Zij leert, gerust op Gods beleid, Den akker zingend ploegen. Geen rijker Vader was er ooit; De voorraadschuur staat open. Wij mogen van Hem, hoe berooid, Veel vragen, alles hopen. Die veel behoeft, ontvangt ook veel; Wie weinig, leert zig speenen: Maar wat men krijgt, is kinderdeel. Een Vader geeft geen steenen! [pagina 86] [p. 86] Door dankbaarheid wordt niets gering, Wat Vader schenkt, gerekend. Men krijgt het tog als lieveling; Dit maakt de gift uitstekend. Een kleine wolk, in 's Vaders hand, Geeft wel eens milden regen; Of 't overschot in korf en mand Getuigt van ruimen zegen. Gezondheid!... goed!... vermaak!... of eer! Wie onzer kan 't bepalen? Kies Gij ons deel, weldadig Heer! Uw wijsheid zal niet falen. Wij hebben 't op uw gunst gezet; Laat daarvan niets ontbreken; En neig het oor tot ons gebed! Gij hoort uw kinders smeeken. Wij zijn op reis naar 't vaderland, En moeten niet versmagten. Wie zou ons geven? 't Is uw hand, Waaruit wij alles wagten. [pagina 87] [p. 87] Tot aan ons graf is 't een woestijn, Waardoor wij ledig trekken. Gij moet, zult g' onze leidsman zijn, Ook voeden en bedekken. Ach! werd, wat Gij ons schenken wilt, 't Moog veel of weinig wezen, Getrouw besteed, en nooit verspild; Wij zouden minder vreezen. Ach! dienden wij uw hoogen raad, Bevrijd van tegenstreven; Dan deed ons, wat te wagten staat, In hope zalig leven. Maar ach! hoe is 't gewaad bevlekt! Onze oogen zakken neder. Maar wijl ons Jesus kleed bedekt, Ontsluit dit oog zig weder. Gij schenkt ons, Vader! in dien Zoon, Het brood van 't eeuwig leven; Zoudt gij, van uw genade-troon Ons 't aardsche dan niet geven? Vorige Volgende