Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] I. Een lied. Wijze, Ps. XXXVIII. of LXI. Jesus is mijn Heer en Koning, Die m' een woning In zijns Vaders huis bereidt. Wat mij hier ook moog ontbreken, In die streeken Wagt mij rust en zaligheid. Hoe verlangen mijne nieren 't Feest te vieren, Waar geloof wijkt voor genot. Waar zig veelen, na hun strijden, Reeds verblijden In hun Heiland en hun God. Zonde, zwakheid, angst en zorgen Voor den morgen Van den dag die nog niet is, Mogen aan mijn blijdschap knagen; 't Licht zal dagen Midden uit de duisternis. [pagina 2] [p. 2] Mijn verwagting zal niet wijken, Niet bezwijken. 'k Sta op eene rots gegrond. Jesus heeft mijn naam ten leven Opgeschreven; Hij, die nooit beloften schond! Dit geeft moed en lust en kragten, Om te wagten, Tot mijn proeftijd is vervuld; Voltehouden in het strijden; En in 't lijden Hoop te hegten aan geduld. Zwakheid zal mij niet beletten, Uittezetten Het talent van mijnen Heer. Door te strijden zal ik leeren Triomfeeren, Mij tot heil, en Hem tot eer. [pagina 3] [p. 3] Jesus zal geringe kragten Niet veragten. Is een penning slegts mijn deel; Rijkdom maakt geen gift verheven; Weduws geven, Door geloove, goed en veel. Als gevaaren mij omringen, Wil ik zingen Van genade, trouw en magt. Zelfs in onbewoonde streeken Vloeien beeken; Lichten starren nagt op nagt. Dat mijn ziel met woord en daden, Op haar paden, Zig dan gandsch aan Hem gewenn'! Laat, vooral, mijn laatste dagen Blijken dragen, Dat ik Jesus eigen ben. Vorige Volgende