| |
| |
| |
Lijst van geraadpleegde literatuur
Deze lijst bevat een opsomming van de overige werken waarvan ik gebruik heb gemaakt bij het bezorgen van deze editie. Recensies van de poëticale verhandelingen van Van Alphen die in de inleiding ter sprake komen, worden in de noten bij de desbetreffende bladzijden beschreven.
Abrams, M.H.
The Mirror and the Lamp: Romantic Theory and the Critical Tradition. New York, 1958. |
Ackeren, M. van
Das Niederlandebild im Strudel der deutschen romantischen Literatur. Amsterdam, 1992. |
Alphen, H. van
Aanmerkingen over de cantate. In: Mengelingen in proze en poëzy. Dl. 1. Utrecht, 1783. |
Alphen, H. van
Gedigten en overdenkingen. Utrecht, 1777. |
Alphen, H. van / Kasteele, P.L. van de
Proeve van stigtelijke mengelpoëzij. Tweede druk. Dl. 1. Utrecht, 1772. |
Alphen, H. van
Verhandeling over de kenmerken van waar en valsch vernuft, als ook over de behoedmiddelen tegen het laatste [...]. In: Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde. Dl. 7. Leiden, 1788. |
Atkins, J.W.H.
English Literary Criticism: 17th and 18th century. London, 1951. |
Bakker, D.M. en Dibbets, G.R.W.
Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde. Den Bosch, 1977. |
Bate, W.J.
From Classic to Romantic. Premises of Taste in Eighteenth-Century England. New York, 1961. |
Behrens, I.
Die Lehre von der Einteilung der Dichtkunst vornehmlich vom 16.-19. Jahrhundert. Studien zur Geschichte der poetischen Gattungen. Halle, 1940. |
Bender, W.
‘Rhetorische Traditon und Ästhetik im 18. Jahrhundert: Baumgarten, Meier und Breitinger’. In: Zeitschrift für deutsche Philologie, 99 (1980), blz. 481-506. |
Berg, W. van den
De ontwikkeling van de term ‘romantisch’ en zijn varianten in Nederland tot 1840. Assen, 1973. |
Bilderdijk, W.
Antwoord op de vraag [...] hebben de dichtkunst en welsprekendheid verband met de wijsbegeerte; en welk nut brengt dezelve aan de eene en andere toe? In: Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde. Dl. 6. Leiden, 1783. |
| |
| |
Bilderdijk, W.
De dood van Edipus, treurspel: het oorsprongklijk van Sofokles nagevolgd. Amsterdam, 1789. |
Bilderdijk, W.
De kunst der poëzy. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door W. van den Berg en J.J. Kloek. Amsterdam, 1995. |
Bilderdijk, W.
Najaarsbladen. Dl. 2. 's-Gravenhage, 1809. |
Bilderdijk, W.
Taal- en dichtkundige verscheidenheden. Dl. 1. Rotterdam, 1820. |
Bonth, R. de / Noordegraaf, J. (ed.)
Linguistics in the Low Countries. The Eighteenth Century. Amsterdam / Münster, 1996. |
Bos, J.
Inventaris van het archief van Rijklof Michael van Goens (1748-1810). 's-Gravenhage, 1987. |
Bosch, J.
Mr. W. Bilderdijk's Briefwisseling. Aanvullende uitgave. Eerste deel: 1772-1794. Wageningen, 1955. |
Bosch, J. de
Antwoord op de vraag: welken zyn de beste en duidelykste kenmerken van zoodaanige regelen, die, om dat zy in den aard van 't onderwerp te vinden, of met de form van 't gekoozen dicht-stuk verknocht zyn, niet mogen noch kunnen veronachtzaamd of te buiten gegaan worden? In: Verhandelingen, uitgegeeven door Teyler's Tweede Genootschap. Dl. 2. Haarlem, 1783. |
Brandt Corstius, J.C.
Een pleidooi uit 1765 voor de wetenschappelijke beofening van de letterkunde. Een verhandeling van R.M. van Goens fotografisch herdrukt, bezorgd door J.C. Brandt Corstius. Groningen, 1972. |
Bray, R.
La formation de la doctrine classique en France. Paris, 1966. |
Brender à Brandis, G.
‘Vertoog over de dichterlyke stichting’. In: Taal- dicht- en letterkundig kabinet [...], dl. 3 (1782), blz. 249-280. |
Brender à Brandis, G.
Proeven van geschied- en letterkundige oeffeningen; zo wel den koophandel en de scheepvaart als de dicht- en letterkunde betreffende. Haarlem, 1801. |
Bronzwaer, W.
Lessen in lyriek. Nieuwe Nederlandse poetica. Nijmegen, 1993. |
Buisman, J. Fzn., M.
Populaire proza-schrijvers van 1600 tot 1815. Romans, novellen, verhalen, levensbeschrijvingen, arcadia's, sprookjes. Alphabetische naamlijst. Met medew. van F.J. Dubiez en een voorwoord van H. de la Fontaine Verwey. Amsterdam, 1960. |
Bulhof, Francis.
Ma patrie est au ciel. Leven en werk van Willem Emmery de Perponcher Sedlnitzky (1741-1819). Hilversum, 1993. |
| |
| |
Buijnsters, P.J.
Hieronymus van Alphen (1746-1803). Assen, 1973. |
Buijnsters, P.J.
‘Hieronymus van Alphen en de school van Burman’. In: Spiegel der Letteren xi (1968), blz. 9-19. |
Buijnsters, P.J.
Justus van Effen (1684-1735). Leven en werk. Utrecht, 1992. |
Buijnsters, P.J.
‘Het heilsperspectief van de Verlichting. Een reflectie bij het 25-jarig bestaan van de Werkgroep 18e Eeuw’. In: De achttiende eeuw 26, 2 (1994), blz. 121-132. |
Buijnsters, P.J.
‘De literaire samenwerking tussen Hieronymus van Alphen en Pieter Leonard van de Kasteele’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 84 (1968), blz. 161-196. |
Buijnsters, P.J.
Tussen twee werelden. Rhijnvis Feith als dichter van ‘Het graf’. Assen, 1963. |
Buijnsters, P.J. en Berkvens-Stevelinck, C.M.G.
‘De briefwisseling van Hieronymus van Alphen. Een herinventarisatie’. In: Nieuw Letterkundig Magazijn 7, 2 (1989), blz. 42-44. |
Cardy, M.
The literary doctrines of Jean-François Marmontel. Oxford, 1982. Studies on Voltaire and the Eighteenth Century 210. |
Cassirer, E.
The Philosophy of the Enlightenment. Translated by Fritz C.A. Koelln and James P. Pettegrove. Princeton, 1951. |
Chalmot, J.A. de
Vervolg op M. Noël Chomel. Algemeen huishoudelyk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek. 9 dln. Kampen / Amsterdam, 1786-1793. |
Chouillet, J.
L'esthétique des Lumières. Paris, 1974. |
Cowley, Th.M.
Rhetoric in the European Tradition. Chicago / London, 1990. |
Daas, Q.W.J.
Gezangen van Ossian in Nederland. Nijmegen, 1961. |
Dieckmann, H.
Diderot und die Aufklärung. Aufsätze zur europäischen Literatur des 18. Jahrhunderts. Aus dem Französischen und Englischen übersetzt von Senta Metz und Karin Kersten. Stuttgart, 1972. |
Dieckmann, H.
Studien zur europäischen Aufklärung. München, 1974. |
Dockhorn, K.
Macht und Wirkung der Rhetorik. Vier Aufsätze zur Ideengeschichte der Vormoderne. Bad Homburg v.d. H. / Berlin / Zürich, 1968. |
| |
| |
Draaisma, D.
Metaforen van het geheugen. Utrecht, 1993. |
Erkelens, D.
Vrijmoedige aenmerkingen over de Theorie der schoone kunsten en wetenschappen van F.J. Riedel [...] briefswyze voorgedragen door D.E. Rotterdam, 1779. |
Fabian, B.
‘Introduction’. In: Gerard, A. Essay on Genius. Edited by Bernhard Fabian. München, 1966. Theorie und Geschichte der Literatur und der schönen Künste 3. |
Feith, Rh.
Het ideaal in de kunst. Voor het eerst uitgegeven naar de handschriften. Met een inleiding en aantekeningen door P.J. Buijnsters. Tweede herziene druk. Den Haag, 1979. |
Folkierski, W.
Entre le classicisme et le romantisme. Etude sur l'esthétique et les esthéticiens du xviiie siècle. Paris, 1925. |
Frühwald, W. / Mähl, H.-J. / Müller-Seidel, W. (Hrsg.)
Probleme der Kommentierung. Boppard, 1975. |
Frijhoff, W.
‘Verfransing? Franse taal en Nederlandse cultuur tot in de revolutietijd’. In: Bijdragen en mededelingen tot de Geschiedenis der Nederlanden 104, 4 (1989), blz. 592-609. |
Groot, A.W. de
Algemene versleer. Den Haag, 1946. |
Grootes, E.K.
‘Vondels Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste (1650)’. In: Weerwerk. Opstellen aangeboden aan prof. dr. Garmt Stuiveling. Assen, 1973. |
Gustafsson, L.
Le poète masqué et démasqué. Etude sur la mise en valeur du poète sincère dans la poétique du classicisme et du préromantisme. Uppsala, 1968. Historia Litterarum 2. |
Hamel, A.G. van
‘Muziek en dichtkunst’. In: Onze Eeuw 17, 2 (1917), blz. 92-125. |
Hamel, A.G. van
Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland. Tweede, ongewijzigde druk. Utrecht, 1973. |
Harmsen, A.J.E.
Onderwys in de tooneel-poëzy. De opvattingen over toneel van het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum. Rotterdam, 1989. |
Hayes, J.C.
‘Plagiarism and Legitimation in Eighteenth-Century France. In: The Eighteenth Century 34, 2 (1993), blz. 115-131. |
Hazard, P.
La pensée européenne au xviiie siècle de Montesquieu à Lessing. Paris, 1979. |
Hipple, W.J.
‘Introduction’. In: Gerard, A. An Essay on Taste (1759) together with Observations concerning
|
| |
| |
the Imitative Nature of Poetry. A facsimile reproduction of the third edition (1780) with an introduction by Walter J. Hipple. Gainesville, 1963. |
Johannes, G.J.
Geduchte Verbeeldingskracht! Een onderzoek naar het literaire denken over de verbeelding - van Van Alphen tot Verwey. Amsterdam, 1991. |
Johannes, G.-J.
‘Willem Bilderdijks verzet tegen “klassieke” en “romantische” esthetica. De knoflookgeur van het Duitse denken’. In: H. Krop en P. Sonderen (ed.), Tussen classicisme en romantiek, blz. 107-119. |
Kalff, G.
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. 7 dln. Groningen, 1906-1912. |
Kleyn, J.P.
Eenige bijdragen voor genie en menschen-gevoel. Dl. 3. Utrecht, 1790. |
Kloek, J.J.
‘Expressie versus imitatie - natuur tegenover natuur. Een literair-theoretische discussie in 1780’, in: W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn, J.J. Kloek, L.H. Mosheuvel, (ed.), Traditie en vernieuwing. Opstellen aangeboden aan A.L. Sötemann, Utrecht/Antwerpen 1985, blz. 48-64. |
Kloek, J.J.
‘Kanttekeningen bij een Literaire Landkaart’. In: Spektator 7 (1977-1978), blz. 412-421. |
Kloek, J.J.
‘Meten met twee maten. Joannes Lublink als verdediger van Werther en van Grandison’. In: De nieuwe taalgids 80 (1987), blz. 335-349. |
Kloek, J.J.
Over Werther geschreven... Nederlandse reacties op Goethes Werther. 1775-1800. 2 dln. Utrecht, 1985. |
Knabe, P-E.
Schlüsselbegriffe des kunsttheoretischen Denkens in Frankreich von der Spätklassik bis zum Ende der Aufklärung. Düsseldorf, 1972. |
Knuvelder, G.P.M.
Handboek tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Vijfde, geheel herziene druk. 4 dln. Den Bosch, 1977. |
Koe, A.C.S. de
Van Alphen's literair-aesthetische theorieën. Utrecht, 1910. |
Korpel, L.G.
Over het nut en de wijze der vertalingen. Nederlandse vertaalreflectie (1750-1820) in een Westeuropees kader. Amsterdam / Atlanta, 1992. |
Kossmann, F.
Nederlandsch versrythme. 's-Gravenhage, 1922. |
Kossmann, F.K.H.
Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Geschiedenis van een initiatief. Leiden, 1966. |
| |
| |
Krop, H.
‘De sensu pulchri. De eerste Nederlandse esthetica’. In: H. Krop en P. Sonderen, Tussen classicisme en romantiek, blz. 33-38. |
Krop, H. en Sonderen, P.
Tussen classicisme en romantiek. Esthetica in Nederland van 1770 tot 1870. Rotterdam, 1993. Rotterdamse filosofische studies 16. |
Krol, E.
‘“Dat de dichter den toon van alle hartstogten uitvinde”, een verkenning van tonenretoriek’. In: De achtttiende eeuw 25, 1 (1993), blz. 25-38. |
Lausberg, H.
Handbuch der literarischen Rhetorik. Eine Grundlage der Literaturwissenschaft. Zweite, durch einen Nachtrag vermehrte Auflage. München, 1960. |
Leeman, A.D. / Braet, A.C.
Klassieke retorica. Haar inhoud, functie en betekenis. Groningen, 1987. |
Lewis, C.S.
Studies in Words. Cambridge, 1960. |
Lovejoy, A.E.
Essays in the History of Ideas. Baltimore, 1948. |
Lublink, J.
Zeven verhandelingen over verscheide onderwerpen, voorgeleezen in het genootschap Concordia et Libertate. Amsterdam, 1783. |
Lühe, I. von der
Natur und Nachahmung. Untersuchungen zur Batteux-Rezeption in Deutschland. Bonn, 1979. Abhandlungen zur Kunst-, Musik- und Literaturwissenschaft 283. |
Macquet, J.
Proeven van dichtkundige letteroefeningen over den smaek in de poëzije [...]. Amsterdam, 1780. |
Man, J. de
Kunst op schrift. Een inventarisatie van Nederlandstalige publikaties op het gebied van de kunsttheorie en esthetica 1670-1820. Bezorgd door Jacqueline de Man, met medewerking van Andries Höweler etc. Leiden, 1993. |
Man, J. de
‘Zinnelijkheid en beschaving. Achttiende-eeuwse opvattingen over het Nederlands als literaire taal’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 24, 1 (1992), blz. 105-120. |
Man, J. de
‘Origineel in zijn eclecticisme. De bronnen voor Van Alphens literair-theoretische geschriften’. In: L. Jansen, H. Luijten, J. de Man, Drie edities, drie verhalen. 's-Gravenhage, 1995, blz. 79-94. |
Markwardt, B.
Geschichte der deutschen Poetik. Zweite, unveränderte Auflage. Dl. 1-3. Berlin, 1956-1958. |
Mathijsen, M.
Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Assen, 1995. |
| |
| |
Meijer, A.A.
The Pure Language of the Heart. Sentimentalism in the Netherlands 1775-1800. 1995. Diss. Utrecht. |
Mustoxidi, T.M.
Histoire de l'esthétique française 1700-1900. Paris 1920. |
Mijnhardt, W.W.
Tot Heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815. Amsterdam, 1988. |
Mijnhardt, W.W.
‘De Nederlandse Verlichting’. In: F. Grijzenhout, W.W. Mijnhardt, N.C.F. van Sas (ed.), Voor Vaderland en Vryheid. De revolutie van de patriotten. Amsterdam, 1987, blz. 53-79. |
Mijnhardt, W.W.
‘De Nederlandse Verlichting nagerekend: de verkoopcijfers van het oeuvre van Willem Emmery de Perponcher’. In: E. Jonker en M. van Rossum (ed.), Geschiedenis en cultuur: achttien opstellen. Den Haag, 1990. |
Mortier, R. 1982
L'originalité. Une nouvelle catégorie esthétique au siècle des lumières. Genève, 1982. Histoire des idées et critique littéraire 207. |
Nivelle, A.
Kunst- und Dichtungstheorien zwischen Aufklärung und Klassik. Berlin, 1960. |
Nivelle, A.
Literaturästhetik der europäischen Aufklärung. In: Neues Handbuch der Literaturwissenschaft, hrsg. von Klaus von See, Bd. ii, Europäische Aufklärung, hrsg. von Walter Fink. Frankfurt, 1974. |
Oosterholt, J.
‘Kunstdrift en kunstbewerking. Nederlandse lyriekopvattingen in de jaren tachtig van de achttiende eeuw’. In: De achttiende eeuw 26, 1 (1994), blz. 25-39. |
Perponcher, W.E. de
Brief aan den heer Mr. Hieronymus van Alphen, by geleegenheid zyner Theorie, der schoone kunsten en weetenschappen [...]. Utrecht, z.j. |
Perponcher, W.E. de
Tweede brief aan den heer Mr. Hieronymus van Alphen, by geleegenheid zyner Theorie, der schoone kunsten en weetenschappen [...]. Utrecht, 1780. |
Prinsen, M.M.
De idylle in de achttiende eeuw in het licht der aesthetische theorieën. Amsterdam, 1934. |
Pochat, G.
Geschichte der Aesthetik und Kunsttheorie von der Antike bis zum 19. Jahrhundert. Köln, 1986. |
Pocock, G.
Boileau and the Nature of Neo-classicism. Cambridge, 1980. |
Prinsen, M.M.
De idylle in de achttiende eeuw in het licht der aesthetische theorieën. Amsterdam, 1934. |
| |
| |
Rener, F.M.
Interpretatio. Language and Translation from Cicero to Tytler. Amsterdam/Atlanta, 1989. Approaches to Translation Studies 8. |
Reijers, J.
W.E. de Perponcher. Een bijdrage tot de kennis van zijn opvoedkundige, literair-aesthetische en maatschappelijke denkbeelden. Zutphen, 1942. |
Rubel, M.M.
Savage and Barbarian. Historical Attitudes in the Criticism of Homer and Ossian in Britain, 1760-1800. Amsterdam, 1978. |
Sas, N.C.F. van
‘Vaderlandsliefde, nationalisme en vaderlands gevoel in Nederland, 1770-1813’. In: Tijdschrift voor Geschiedenis 102 (1989), blz. 471-495. |
Sauder, G.
Empfindsamkeit. Bd. I. Voraussetzungen und Elemente. Stuttgart, 1974. |
Schenkeveld-van der Dussen, M.A. e.a. (ed.)
Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Hoofdredactie M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Redactie Ton Anbeek, Willem van den Berg, Jaap Goedegebuure, E.K. Grootes, Anne Marie Musschoot, Frits van Oostrom, Herman Pleij, Johanna Stouten. Groningen, 1993. |
Scherpe, K.R.
‘Analogon actionis und lyrisches System. Aspekte normativer Lyriktheorie in der deutschen Poetik des 18. Jahrhunderts’. In: Poetica 4, 1971, blz. 32-59. |
Scherpe, K.R.
Gattungspoetik im 18. Jahrhundert. Historische Entwicklung von Gottsched bis Herder. Stuttgart, 1968. |
Schmidt, J.
Geschichte des Genie-Gedankens in der Deutschen Literatur, Philosophie und Politik 1750-1950. 2 dln. Darmstadt, 1981. |
Schrijvers, P.H.
‘De filoloog als literair criticus in de 18e eeuw. Petrus Burmannus' De enthusiasmo poetico (1742)’. In: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 22, 1 (1990), blz. 9-26. |
Siegrist, C.
Das Lehrgedicht der Aufklärung. Stuttgart, 1974. |
Simonsuuri, K.
Homer's Original Genius. Eighteenth-Century Notions of the Early Greek Epic (1688-1798). Cambridge, 1979. |
Singeling, C.B.F.
Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschappelijkheid in Nederland, 1770-1800. Amsterdam / Atlanta, 1991. |
Smit, W.A.P.
Kalliope in de Nederlanden. Het Renaissancistisch-klassicistisch epos van 1550-1850. Dl. 1: Assen, 1975. Dl. 2: Groningen, 1983. |
Spies, M.
‘Inleiding’. In: J. van den Vondel. Twee zeevaart-gedichten [...]. Uitgegeven met inleiding en com- |
| |
| |
mentaar door Marijke Spies. Dl. 1. Amsterdam / Oxford / New York, 1987. Monumenta Literaria Neerlandica iii, 1. |
Spoelstra, H.A.C.
De invloed van de Duitsche letterkunde op de Nederlandsche in de tweede helft van de 18e eeuw. Amsterdam, 1931. |
Stein, H.J.A.M.
Boileau en Hollande. Essai sur son influence aux xviiie et xviiie siècles. Utrecht, 1929. |
Stone, P.W.K.
The Art of Poetry 1750-1820. Theories of Poetic Composition and Style in the late Neo-classic and early Romantic periods. London, 1967. |
Streng, J.C. (ed.)
‘Zo als men aan gemeenzaame vrienden gewoon is te schrijven’. De correspondentie van Rhijnvis Feith 1753-1824. Epe, 1994. |
Strick van Linschoten, P.H.A.J.
Gedichten. Amsterdam, 1808. |
Strien, C.D. van
British Travellers in Holland during the Stuart Period. Edward Browne and John Locke as Tourists in the United Provinces. Leiden / New York / Köln, 1993. |
Strube, W
‘Kurze Geschichte des Begriffs “Kunstrichter”’. In: Archiv für Begriffsgeschichte 19 (1975), blz. 50-82. |
Terras, R.
‘F.J. Riedel, The Aesthetic Theory of a German Sensualist’. In: The Lessing Yearbook 4 (1972), blz. 157-182. |
Tucker, S.I.
Enthusiasm. A Study in Semantic Change. London, 1972. |
Tydeman, H.W.
‘Lofrede op Mr. Hieronymus van Alphen’. In: Mnemosyne 20 (1831), blz. 1-90. |
Verbeek, Th..
Le Traité de l'Ame de La Mettrie. 2 dln. 1988. Diss. Utrecht. |
Verwey, A.
Toen De Gids werd opgericht.... Amsterdam, 1897. |
Vietta, S.
Literarische Phantasie: Theorie und Geschichte. Barock und Aufklärung. Stuttgart, 1986. |
Vloten, J. van
Leven en werk van W. en O.Z. van Haren. Deventer, 1874. |
Wellek, R.
A History of Modern Criticism 1750-1950. Dl. 1: The later Eighteenth Century. Cambridge, 1981. |
Wellek, R.
‘The Term and Concept of “Classicism”’. In: E.R. Wasserman (ed.), Aspects of the Eighteenth Century. Baltimore, 1965, blz. 105-128. |
| |
| |
Wilhelm, Richard
Friedrich Justus Riedel und die Ästhetik der Aufklärung. Heidelberg, 1933. |
Wille, J.
De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de achttiende eeuw. Dl. 1: Zutphen, 1937. Dl. 2: Amsterdam, 1993; bezorgd door P. van der Vliet. |
Winkel, J. te
Ontwikkelingsgang der Nederlandse letterkunde. Tweede druk. 7 dln. Haarlem, 1922-1927. |
Wiskerke, E.
De waardering voor de zeventiende-eeuwse literatuur tussen 1780 en 1813. Hilversum, 1995. |
Wittkower, R.
‘Imitation, Eclecticism, and Genius’. In: E.R. Wasserman (ed), Aspects of the Eighteenth Century. Baltimore, 1963, blz. 143-161. |
Woordt, A. van der
Gedichten. Amsterdam [1942]. |
Woud, A. van der
De Bataafse hut. Verschuivingen in het beeld van de geschiedenis (1750-1850). Amsterdam, 1990. |
Yates, F.
The Art of Memory. Harmondsworth, 1969. |
Yolton, J.W.
Locke and the Way of Ideas. Bristol, 1993. |
|
|