Berigt
2Vermenigvuldigde bezigheden en ligchaamsongesteldheid zijn de oorzaken, dat dit deel
3met digtkundige verhandelingen, waarvan de grootste helft meer dan twee jaren heeft af-4gedrukt gelegen, thans eerst het licht ziet. Ik zeg dit alleen, omdat ik mogelijk hier en
5daar gebruik zoude gemaakt hebben van later uitgekomen schriften, bijaldien ik dezelve
6tijdig genoeg had gehad, om er mijn voordeel meê te doen. De Verhandelingen zelf zijn
7ook minder in getal, dan ik gedagt had; en de reden is deze: Die over het aangeboorne
8in de poëzij, is, onder het bewerken, zoodanig uitgeloopen, dat ze meer dan tweemaal
9zo veel plaats beslaat, dan ik in het begin vermoedde; en in mijne Inleiding heb ik ver-10scheiden zaken ingevlogten, welken ik, in afzonderlijke Verhandelingen, had gedagt voor-11testellen. Vermits egter deze twee stukken een bekwaam boekdeel uitmaakten, heb ik de-12zelve niet willen laten liggen, tot dat ik er meer had afgewerkt; elk van dezelve tog
13staat op zig zelf, en ik ben geen meester genoeg van mijn tijd, om vooruit te zien, dat
14ik derzelver getal binnen kort zoude kunnen vermeerderen; al was het dat de Voorzie-15nigheid mij leven en gezondheid verleende. Ik geef dezelve derhalven voor het geen ze
16zijn, en alleen met oogmerk, om te dienen ter bevordering van de theoretische kennis der
17poëzij. Elk beproeve, wat hij aannemen, en wat hij verwerpen moet. Zo min ik tog
18mijne vrijheid van denken besnoejen laat, even min zoek ik die van anderen te benadee-19len. Als ik het mijne gezegd, en, zo veel mijn vermogens toelaten, betoogd heb, is mijn
20taak afgedaan; oude tegenwerpingen op nieuw te beantwoorden, opgegeven bewijzen met
21andere woorden nog eens te herhalen, en loutere magtspreuken, of verwijtingen, te weder-22leggen, zal mij nimmer bezig houden, in die weinige uuren, welke ik aan de behandeling
23van de theorie der schoone wetenschappen nog toewije; en waarin ik niets meer bedoele
24dan mij zelf te leeren, mij te vermaken, en anderen nuttig te zijn.