Kleine gedichten voor kinderen(1913)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Klaartje en Keetje. Klaartje. Altoos werken, altoos lezen, Dat moet wel verdrietig wezen Is het daarom dat men leeft? Lustig, keetje! nu aan 't spelen, Ach! de tijd moet u vervelen, Dien gij aan uw meesters geeft. Keetje. Nooit te werken, nooit te lezen, Altoos in den tuin te wezen, Is het daarom dat men leeft? [pagina 53] [p. 53] Klaartje-lief! houd op met spelen; Ach! de tijd moet u vervelen; Dien gij aan uw poppen geeft. Klaartje. Somtijds spelen, somtijds lezen, Dat zal wel het beste wezen; Keetje-lief! kom, speel met mij. Keetje. 't Zal dan zeker u vervelen, Op te houden van te spelen: Leer nu eerst, dan spelen wij. * * * Ternauwernood had keetje dit gezegd, Of klaartje had, beschaamd, haar poppen weggelegd. Vorige Volgende