Kleine gedigten voor kinderen
(1998)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Twee Duitse voorgangers: Weisse en BurmannOver twee meer directe inspiratiebronnen heeft Van Alphen nooit geheimzinnig gedaan. In het voorbericht tot zijn Proeve noemt hij als zodanig Weisses Lieder für Kinder [Leipzig 1767/1769] en de Kleine Lieder für kleine Mädchen und Jünglinge [Berlijn 1777] van Gottlob Wilhelm Burmann. De filantropijn Christian Felix Weisse (1726-1804) was in Duitsland een van de eerste schrijvers die hun pen helemaal ten dienst stelden van de jeugd.Ga naar voetnoot* Hij verwierf grote populariteit met zijn weekblad Der Kinderfreund (1776-1782), dat ook in het Nederlands werd bewerkt, terwijl zijn Neues ABC-Buch (1772) onze landgenoot Jan Hendrik Swildens inspireerde tot zijn Vaderlandsch A-B Boek voor de Nederlandsche Jeugd (1781). Geen wonder dat Van Alphen met zo'n autoriteit op pedagogisch gebied graag in correspondentie trad.Ga naar voetnoot† Want wat mr. Hieronijmus in 1778 voor Nederland met zijn eerste bundel kindergedichten wilde beproeven, dat had Weisse in 1767-1769 al voor Duitsland bereikt met zijn Lieder für Kinder. Weisses bundel moet Van Alphen ook daarom zo hebben aangesproken, omdat de Duitse dichter eveneens recent voor de eerste keer vader was geworden en deze liederen voor zijn eigen kinderen gemaakt had. Daarnaast vond hij in Weisses liederen het hele deugdenscala van de christelijke Verlichting op een voor kinderen aantrekkelijke wijze verwoord. Van Alphen bezat van Weisse zijn Kleine lyrische Gedichte (Leipzig 1772), waarin ook alle vierenvijftig ‘Lieder für Kinder’ waren opgenomen. Hieruit bewerkte Van Alphen zeven gedichten: ‘Der Gehorsam’ (‘Het hondjen’), ‘Der Kräusel’ (‘De drijftol), ‘Die Freundschaft’ (‘De waare vriendschap’), ‘Der Winter’ (‘Winterzang’), ‘Die Mücke’ (‘De onbedagtsaamheid’), ‘Auf das Bildniß einer geliebten Mutter’ (‘Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder’) en ‘Das Vogelnest’ (‘Het vogelnestjen’).
De nu geheel vergeten Gottlob Wilhelm Burmann (1737-1805)Ga naar voetnoot‡ maakte enige naam met fabels in de trant van Gellert. Zijn kindergedichten waren, net als die van Weisse, voorzien van zelf vervaardigde melodieën. Maar hij miste diens beeldend vermogen, zodat zelfs bij overeenkomst van thema de uitwerking geheel anders wordt. In plaats van zijn kleine helden zelf als kind te doen spreken, legt hij ze steeds allerlei langdradige, abstracte bespie- | |
[pagina 182]
| |
geling in de mond. Voorbeeldig is Burmann alleen geweest door de introductie van het nieuw patriottische sentiment in de kinderpoëzie. Uit zijn bundel bewerkte Van Alphen vier gedichten: ‘Allgemeines Gebet’ (‘De waare rijkdom’), ‘Der Spiegel’ (‘De spiegel’), ‘Vaterlandsliebe’ (‘De liefde tot het Vaderland’) en ‘Gedanken eines Knaben beym Gewitter’ (‘Het onweder’).
Als men die elf voorbeeldgedichten zo naast elkaar zet, schijnt Van Alphens schatplichtigheid aan Weisse en Burmann niet gering. Maar hij sprak de waarheid, toen hij verklaarde dat ze hem wel ‘menigmaal op den weg geholpen’ hadden, maar dat hij er eigenlijk geen uit ‘vertaald, of overgenomen’ had. Nauwkeurige vergelijking laat aanstonds zien hoe groot de verschillen zijn, waarbij Van Alphen het als dichter meestal wint van Weisse en zeker van de plechtstatige Burmann.Ga naar voetnoot* Toch begrijpt men waarom Van Alphens kindergedichten in het naburige Duitsland nooit enige populariteit hebben verworven. Daarvoor leken ze net iets te veel op wat daar al ruimschoots in origineel bestond. |
|