Nederlands displegtigheden. Derde deel
(1735)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[Folio *2r]
| |
Bewindhebber der bevoorregte Oost-Indische maatschappye der Vereenigde Nederlanden, ter kamere van Rotterdam. enz.Quid prius dicam solitis Parentum Weled'le PAATS, die uit den Stam,
Een eer, en roem voor Rotterdam,
| |
[Folio *2v]
| |
Gesprooten, steeds zoekt naar te streeven
Den lof Ga naar voetnoot1 uw's Vaders, die blyft zweeven,
Met uw' Groot-vaders Ga naar voetnoot2 grooten naam,
Op dankb're tongen van de Faam, Ga naar voetnoot3
Een lof, en naam, door deugd Ga naar voetnoot4 verworven,
Die leefd na dat zy zyn gestorven;
Geleerde PAATS, neem wel van my,
Dat ik, die, als een nyv're by,
Ging aazen op den thym der boeken
Om lekkernyen op te zoeken
Die kenners watertanden doen,
Verkwikken, koesteren, en voên,
U naderende in Poëzye,
Een Deel dier honingraaten wye;
| |
[Folio *3r]
| |
Een Deel van Neêrlands Plegtighêen,
De Dis-gebruiken, en met-een
De Mis-gebruiken, met behaagen
Aan U eerbiedig op koom' draagen.
Al schoon die Plegt' van Nederland
Vereischte een afgeregter hand,
En meer ervaaren dan de myne,
Nogtans gebrek van magt verdwyne
Voor goeden wil! Het zy hoe 't zy:
Gun dat ik Dit ten proeve wy',
Genoopt door meer dan eene reden,
Van Maagschap, en genegenheden,
Aan U, die toonde uw' lust, en smaak
In Wetenschappen, en vermaak
In diergelyke Boekbanketten.
Hier spreken vremde, en Nêerlands Wetten,
Om 't Misbruik, dat tot ergernis,
Of schaadelyk, of schandig is,
| |
[Folio *3v]
| |
Door boete en straffe te verleeren,
En kragtig uit een Land te weeren:
De Godgeleerdheid toond hier aan
Wat met den Godsdienst kan bestaan:
De Zedekunde zal hier wyzen
Beleefdheids regels, aan te pryzen:
Zy beide leeren wat hier stryd:
Staatkunde raamd het nut, haar' tyd,
En keurd, ten beste van den Lande,
Het Misbruik af, met schaê of schande.
Gy, dien de Boekery behaagd,
Die twee drie jaaren Rome zaagt,
Zult hier zyn' oude Plegtigheden
Zien toetsen, pryzen, of met reden
Verwerpen; die veel Volken meer Ga naar voetnoot5
Bezogt, en vond 's Lands wys 's Lands eer,
| |
[Folio *4r]
| |
Vind ligt dat leeren kan, vermaaken,
Of loven doen, of billyk laaken
De zeden van uw Vaderland,
Naar dat zyn Deugd de kroone spand,
Of zyn' Manier, en erger wyzen,
's Lands eer genaamd, met regt mispryzen
Verdienen. En, voldoet Dit niet;
Zie op het hert van die 't U bied.
Zoo moet Ge ter Vergaderinge,
(Waar, in die Puik-verzaamelinge
Der Leden, uw Grootvader praald,
En Vader Ga naar voetnoot6, na ze zyn gedaald
Ten grave, elk in zyn Schilderye)
Ten nut der Ooster-maatschappye
Lang schynen, en hun loflyk spoor
Betreden waar zy gingen voor;
| |
[Folio *4v]
| |
En, naa 't vervullen uwer jaaren,
Hun' Deugd, en Glori evenaaren!
Dus strekk' deez' Opdragt, en dit Digt,
Een agtings blyk, en vrindschaps pligt.
P. VAN DER SCHELLING. |
|