Nederlands displegtigheden. Tweede deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 320]
| |
[Van den rang onder de Souverainen in 't algemeen: Hoe de zelve met onderscheidinge kan onderzogt worden; en of, hoe, en waar na deze zou te reguleren zyn.][i. Zoo noodig als het punt van zekere orde, en rang is, zoo teeder, en moeijelyk is het, om, vooral onder Souverainen, die elk geen hooger, dan de Goddelyke magt boven zig kennen, het zelve wel te treffen, en te reguleren. Ten opzigt van de noodzakelykheid, en standvastige onderhoudinge, en handhavinge van den beraamden, en gereguleerden rang onder Souveraine Vorsten, en Staaten, laat zig de Ridder Graswinkel, in zyn nasporing van het Regt van de opperste magt, aldus hooren: ‘Zoo is 't, dat onder Souverainen, voor zoo veel die met den anderen niet | |
[pagina 321]
| |
alleen in goede correspondentie zyn, maar ook dat, als daar tussen hen eenig disconcert valt (uitgezonderd openbare rupture, en dadelyke vyandschap) altyd punctueel op den rang, die hen toekomt, agt werd genomen, tot zoo verre, dat men, by manier van spreken, zoude, niet buiten propooste, konnen zeggen’: dat het maintineren van den rang, in reguard van Souverainen, onder den anderen, zoo veel bestendigheids heeft in zyn onderhoud, als een fondamenteele wet kan doen in eenigerhande Regeering, en specialyk in het opzigt van de personen, die, hare Principalen representerende, daar toe ten uitersten aangehouden, en verbonden zyn, en den zelven haar doen hebben te verantwoorden. ii. Sommigen hebben geoordeeld, dat men, om den rang te vinden onder de Kristen-Souverainen, in agt te nemen had, 1. den tyd, op welken de Vorstendommen zig voor den Kristelyken Godsdienst in hunnen Staat hadden verklaard, en dat elk, en die hier in voor waren, den voor- | |
[pagina 322]
| |
rang hebben zouden voor andere Vorstendommen, welke in laater tyd den Kristelyken Godsdienst hebben aangenomen. 2. Of den tyd, wanneer de Ryken zig by de Roomse Kerk gevoegd hadden. En meend men, dat hier na de rang der Souverainen, of hunner Gezanten, geschikt is in de Concilien, of plegtige Kerkvergaderingen. iii. Dog anderen zeggen hier tegen: Dat dit wel in Concilien is waargenomen, maar dat dit het Burgerlyke niet aangaat, nog het regt, en de waardigheid van het Ryk. Dat de Heidenen, en Mahometanen met het zelve regt heerschen, als de Kristenen; Dat de weg ter eeuwige zaligheid onderscheiden is van de tydelyke Heerschappijen; en dat de staat der Koningen door den Doop in geenen deele erger wierd, enz. Hoedaanige bewysredenen de na te noemen Gezant van Sweeden, aan het Hof van Vrankryk, eertyds gebruikte: Om te toonen, dat Sweeden, later, dan andere Ryken, gekomen tot de Kristelyke Kerk, daarom in geen lager rang, | |
[pagina 323]
| |
dan andere Ryken, moest gesteld worden, die eerder den Kristelyken Godsdienst hadden aangenomen. iv. Anderen meenen, dat men agt moet geven op den ouderdom der Ryken, de uitgestrektheid van der zelver landpalen, magt, enz. Op de 2 eerste dier gronden was het, dat Mr. Hugo de Groot, de voorgemelde Afgezant van de Kroon van Zweden, aan 't Hof van Vrankryk, voor zyn Ryk, waar uit hy gezonden was, den Voorrang boven andere Ryken beweerde. Zie het vervolg van het leven van Hugo de Groot, door den zeer geleerden Hr. Adriaan van Cattenburg 96, 97, 98, & 106. en 107. bladz. v. Hoewel anderen van gedagten zyn, dat de Souverainiteit, iet wezentlyks zynde, van zulke toevallige eigenschappen geen rang behoorde te ontleenen; als welke rang dan altoos van de zelve natuur, dat is, toevallig; en by gevolg altoos wisselvallig zyn zouw. Zie Grasw. d. tr. I. Hoofdst. bl. 696. | |
[pagina 324]
| |
‘Om hier regt in te gaan, zoo diend wel ingezien, dat al de Schryvers, die tot nog toe geschreven hebben van het regt van preferentie, onder de Opperste Magten, aangaande den rang, zeer merkelyk hebben gedwaald, als zy de zelve hebben gesteld, en gevestigd in dingen, die accidenteel zyn: hoedanig zyn, dat d'een Prins magtiger is als d'ander; dat hy over meerder Koninkryken heerschapt; dat hy hooger, en meerder geallieerd is; dat hy ouder, en grooter voorstander is van de Religie; en diergelyke: want alle de zelve geen ware kenteikenen van de Souverainiteit zyn, maar wel illustre toevallen, en schynelyke bewyzen van de zelve; zynde zulks 't geen wy voor deze gezeid hebben’: Dat een Souverainiteit geen meerder, nog minder kan hebben, als iet dat zelfs wezig is, en tot wiens wezen nog af, nog toe kan worden gedaan, en dat, mitsdien deze questie niet anders kan beslegt worden, als klaarlyk alleen uit den grond van de Souverai- | |
[pagina 325]
| |
niteit, welker realiteit verder boven alle accidentatien is overdragende. vi. Wat my belangt, my dunkt (behoudens beter gevoelen) dat de Rang onder Souverainen, en zoodanige Vorsten, die zyn sui juris, hunnes eigen regts, en aan niemant, dan den Oppersten Monarch, onderdaanig, tweezins kan onderzogt worden: zoo dat, dit ondersteld zynde, twee vragen konnen vallen; 1. wat rang de Souverainen, indien 't noodig waar zekeren rang onder de zelve te beraamen, en vast te stellen, zouden behooren te hebben? 2. En wat rang de zelve met 'er daad hebben? vii. En dienvolgens, dat tot decisie van deze Vraagen in aanmerking komt het Regt der volken; gelyk van dit Regt afhangen alle verschillen tussen Souveraine Vorsten, die door geen ander, dan dit Regt, geregeerd worden. Vide Bynk. de for. Leg. c. 3. p. 442. viii. Wat dit Regt zy, waar van oorspronkelyk, en in wat regelen begrepen, is in veele wydloopige Werken te zien. | |
[pagina 326]
| |
En het bestaat kortelyk in dat gene, het welke volgens de gezonde rede onder de volken onderhouden word, zoo niet onder alle, ten minsten onder de meeste, en zedigste. De reden leerd, en schryft redelyke menschen voor, wat zy te doen, en te laten hebben. Redelyke menschen stemmen onderling toe, 't geen redelyk is, en het zelve in 't werk: zoo ook redelyke volken. Uit dit dikwils te werk stellen van het geen redelyk geoordeeld is ontstaat een gemeen gebruik, en vaste praktyk; en deze praktyk, by het redelyke komende, maakt het Volker-regt, waar door dan de volken, anders vry, onder elkander verbonden worden; en zonder welk Regt, nog vrede, nog oorlog, nog verbonden, nog Gezandschappen, konnen begrepen worden. ix. Uit welke Beginselen dan 2 zaaken konnen besloten worden. 1. Dat dit Volkerregt steund op de rede, en het gebruik, gelyk dit de Hr. President van Bynkershoek boven anderen, | |
[pagina 327]
| |
bondig getoond heeft in zyne voortreffelyke Verhandeling. de for. Legator. c. 3. p. 442. 2. En dat dit zelve Volkerregt bewezen word door het gebruik, en het getuigenis der genen, die hier in zyn ervaaren. Als H. de Groot breeder beweerd heeft. Grot. de J. B. & P. lib. 1. c. 1. § 14. Probatur autem hoc jus gentium pari modo quo jus non scriptum civile, usu continuo, & testimonio peritorum, &c. Atque in eam rem maximum nobis usum praebent annalium conditores. x. Men kan derhalven onderzoeken, 1. of, en wat rang onder de Vorsten, volgens de reden, behoorde te zyn. En daar toe moeten dan gebragt worden de gevoelens der geleerden, hier voor gemeld, en nader ter toetse. xi. En men kan vorder onderzoeken, 2. of, en wat rang onder de Vorsten, volgens de redelykheid, en praktyk, onderhouden word. Dit leste, en niet het eerste, is hier nu eigentlyk onze Vraag. | |
[pagina 328]
| |
Op welke dat we breeder zullen antwoorden in het vervolg. Uit welk antwoord dan eigenlyk zal blyken, of, en wat desaangaande onder de Volken, en der zelver Vorsten in gebruik, en praktyk is. Zonder dat we ons met opzet in een onderzoek van de redelykheid van die praktyk in 't algemeen, of byzonder, zullen inlaaten. Egter zal daar uit niet alleen blyken eenig gebruik van rang, maar ook meestal begrepen, en besloten konnen worden de reden, waar op dat gebruik steund; en dus zullen in dit opzigt ook genoeg openbaar worden de twee gemelde grondslagen van het Regt der volken in deze. xii. Te weten, men bespeurd in 't algemeen, dat in den rang, voor zoo ver die onder Souveraine Vorsten in gebruik is, zekere regels doorgaans zyn ondersteld, of opgevolgd; als by voorbeeld: 1. De minder zal den meerder wyken, en den zelven den voorrang geven. Zoo gaat een Keizer voor Koning, en volgen doorgaans Princen, Hertogen, Graaven, | |
[pagina 329]
| |
Marquisen, Baronnen, Heeren; enz. 2. Elk Souverain is in zyn territoir de grootste, en den zelven komt daar de meeste eer toe. P. Geb. II. D. bl. 206. Al was 'er iemant tegenwoordig, die grooter Souverain was, of daar voor gehouden wierd. Ten waar 'er vergund wierd een preseance d'honneur, waar van in 't vervolg breeder. Zie ook K. XXI. § v. A. (4) bl. 301. xiii. Dienvolgens komt aan de Staaten der particuliere Provintien in de Vereenigde Nederlanden, yder in zyn territoir, toe een Preseance du droit, voor de Staaten Generaal. c. 5. bl. 311. II. d. als geordonneerd, en geobserveerd word in het zoogenaamd publyk Gebed, volgens Plakaat van Haar Ed. Groot Mog., den Predikanten voorgeschreven. xiv. En ten aanzien van Uitheemsen, en op indifferente plaatsen, of ook in de gecedeerde, of gekonquesteerde plaatsen, onder het ressort der Generaliteit, komt den Staaten Generaal de rang voor de particuliere Provintien. | |
[pagina 330]
| |
Maar niet ten aanzien van de onderdaanen van Hunne Ed. Groot Mogendheden; nog binnen der zelver eige territoir. d. tr. bl. 258. III. D. En mits dat dan zoo zeer niet verstaan worden de Gedeputeerden ter Generaliteit, die somtyds in zeker opzigt abusivelyk de Staaten Generaal genoemd worden, als wel de Staaten zelfs van de 7. particuliere Geünieerde Provintien, die zig door hunne Gecommitteerden elk doen representeren, als niet wel konnende en corps te samen komen. d. l. 259. bl. en II. D. 4. c.] |
|