Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 459]
| |
Boedelscheiding-maalen, gegeven aan de Geregten in Holland, enz.i. In sommige plaatsen, en landschappen van Holland, is bekend een Boedel-maaltyd, by verkorting een Boelmaal geheten; welk Boedelmaal dusdanig beschreven gevonden word. Wanneer een der Egtgenooten, 't zy man of vrouw, kwame te overlyden, 't zy dat 'er kind, of kinderen uit dit huwelyk werden nagelaten, of niet, zoo was door Wethouderen by Keuren vastgesteld, en bevolen, dat de langstlevende, als Boedel-houder, of Boedel-houdster, den boedel niet mogt aanvaarden, of in den boedel blyven zitten, ten zy met kennisse van 't Geregt dier plaatse, daar 't sterfhuis viel: om daar door voor te komen alle wanorde, en benadeeling van onmondige, weerlooze kinderen, en uitlandinge, of andere onmagtig zynde bloedverwanten, erfgenamen, of belang hebbende. | |
[pagina 460]
| |
ii. Dienvolgens was de Boedel-houder of -houdster verpligt, ten tyde, als de overleden uit het strefhuis wierd uitgedragen, zig te vervoegen aan den Schout, ten einde by hem, en de Schepenen, met kennis van zaaken werde toegestaan, en geoorlofd, dat de langst levende, tot nader bescheid, en wederzeggens toe, in den nagelaten boedel, en sterfhuize mogt blyven zitten. iii. Welk verzoek hem, of haar, wanneer geen wettige redenen om zulks te weigeren voor handen waren, doorgaans werd toegestaan; blyvende den Boedelhouder, of -houdster, verbonden, om, binnen een maand Ga naar voetnoot1 daar naa, geen het minste goed uit den sterfhuize te verkoopen, ten zy met uitdrukkelyke toestemming van den Schout. iv. Welken tyd verstreken zynde, de | |
[pagina 461]
| |
zelve ten naasten Regtdage, op zekere kleine boete, te verschynen hadde aan den Dingstal, of in de gespanne Vierschaar, en aldaar te verzoeken een bekwamen dag van Boedelscheidinge Ga naar voetnoot2 tussen hem, of haar, en de nagelate kinderen, of erfgenaamen, en de geregtigde van den sterfhuize. v. Welken dag vastgesteld zynde, deed | |
[pagina 462]
| |
de Schout alle die gene, die hier aan belang mogten hebben, openbaarlyk dagvaarden, om hun regt, en belang in te brengen: En als dan was de Boedel-houder, of houdster verpligt een Maaltyd te bereiden voor den Schout, en de byzondere Schepenen, op zyne, of hare, en niet des boedels kosten. vi. En wierd ten dien dage, zoo op de Voogdye der minderjaarigen, en op de regtvaardige verdeelinge der nalatenschap orde gesteld: als in het breede te zien is in de Keuren van sommige Landschappen, en oude Heerlykheden Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 463]
| |
[i. By de openbaare weereldlyke maaltyden zoude men konnen voegen de Tiendmaaltyden, eertyds in eenige der Nederlanden gebruikelyk. Welke maaltyden in sommige Heerelykheden by de Tiendheeren wierden gegeven aan hunne onderhoorige landlieden, en bruikeren der landeryen, die Tiendbaare vrugten geteeld, en na dat ze daar van de Tienden aan den Heer voldaan hadden. ii. En welke Tiendmaaltyden, eerst uit beleefdheid, en om het landvolk aan te moedigen tot het zaayen van tiendbaare vrugten, ingevoerd zynde, naderhand, onder voorwendsel van Regt, by de landlieden van de Heeren, die de zelve wilden nalaten, of weigeren, Gregtelyk geëist zyn. iii. Zoo dat de Heeren op sommige plaatsen, om h et misbruik, en de buitenspo- | |
[pagina 464]
| |
rige kosten, de zelve Tiendmaalen geheel zogten af te schaffen; elders alleen het misbruik; elders de zelve poogden af te koopen; elders daar toe tot zoodaanigen afkoop gecondemneert, en verwezen zyn. iv. In 't byzonder had dit, en wel laatst plaats in Gelderland, alwaar desaangaande by Plakaten, te zien in 't Groot Gelders Plakaatboek, order gesteld, en de Sententien van den Hove van Gelderland desaangaande voor handen, en de jaarelykse afkoopingen nog heden in gebruik zyn. Jaa is aldaar door Kancelier, en Raaden van wegen de Keiz. Majesteit, al in 't jaar 1547, verstaan, dat die van het Kerspel Wichen, in den Tiendmaaltyd zig halden zouden naar den afscheid, by tyde des Hertogen van Kleve gegeven, te weten, dat tot der zelver maaltyd niemant meer soude komen eten, dan alleen uit elker huis, daar een ploeg uit gaat, twee, of drie ten hoogste, en uit elker Katerhuis een persoon. Welke dispositie des voors. Raads op voorgaande Supplicatie, en na verhoor van | |
[pagina 465]
| |
partyen verleend, ik geheel voortgebragt heb in het voors. Hollands Tiendregt I. D. Kap. XLV. § VII. bl. 547. enz. v. Hoewel men in Holland, myns wetens, althans niet meer van zoodanige maaltyden, nog derzelver redemptien, en afkoopingen weet. vi. Maar nog wel van zekere maaltyden, die in sommige Heerlykheden aan het Geregte van de Plaats, ten overstaan van 't welke de Tiendverpagting is geschied, worden gegeven, in de voorwaarden van de Tiendverpagtingen gemeenelyk genaamd de Geregts Maaltyd, waar van ik reeds gesproken heb K. XXXIII. §vi. vii. Dog, dewyl ik van deze, en de lestvoorgaande soort van maaltyden, en der zelver oorsprongk, gewoonte, misbruik, afkoopingen, Regtsgedingen, en Sententien daar over gevallen, en geveld, en de Plakaaten desaangaande geëmaneerd, wydloopig gehandeld, en de bewyzen voortgebragt heb in het voors. Hollands Tiendregt. I. Deel Kap. XLV. Zoo agt ik, om het zelve niet te herhalen, best, den naaukeurigen Lezer derwaarts te wyzen.] |
|