| |
| |
| |
Kapittel XXXII.
I. | Reden, en oorsprongk der eerste, en oudste Kerkmissen. |
II. | Hoe, en met welke plegtigheden de nieuw gebouwde Kristen-kerken, met Kerkmissen, en andere plegtigheden ingewyd wierden; en de oorzaken van den ongemeenen toevloed der mensen, krameren, en spelen, ter gelegenheid van het eerste inwyden der Kerken. |
III. | Hoe deze Kerkinwydingen eindelyk jaarelyks zyn gevierd geworden, en de oorzaak van den toevloed der mensen derwaarts. |
IV. | Het begin der Kerkinwydingen, en het jaarelyks vieren van de gedagtenis der zelve. Of het jaarelyks vieren der Kerkmissen oorspronkelyk zy van het jaarelyks vieren van de sterfdagen der |
| |
| |
| Martelaaren. Overeenkomst tussen deze tweederlei plegtigheden. |
V. | Jaarelykse Kermissen by de Pausgezinden, en overblyfselen van de Kermissen der Pausgezinden onder de Protestanten. |
VI. | Of de Kerkinwydingen, en jaarelykse feesten ter gedagtenisse der zelve, haaren oorsprongk hebben van de gewoontens der Joden, en Heidenen. |
VII. | Misbruik der Kermissen, bestraft door Kerkeleeraaren, en bepaald door Sinoden elders, en door Vorsten in de Nederlanden. |
VIII. | Of, en wat voor een goed gebruik alle Kristenen, en byzonder de Protestanten konnen maken van de oude Kerkinwydingen; en het jaarelyks vieren van der zelver gedagtenisse.] |
| |
| |
[i. In het voorgaande Hoofdpunt voornaamelyk gesproken zynde van de Kermissen, der zelver verscheide benaamingen, en beteekenissen, en de gastmaalen waar mede de zelve wierden gevierd: is niet ondienstig gevonden een beknopte schets te geven: 1. Van de redenen, en den eersten oorsprongk der oude Kerkmissen; of Kerk-inwydingen. Van de manier, en de verscheide plegtigheden op, en met welke die Kerkinwydingen verrigt wierden. En de oorzaaken van den toevloed der Geestelyken, en vreemdelingen, krameren, enz.
ii. Hoe deze Kerkinwydingen eindelyk alle jaar gevierd zyn, en met welke plegtigheden, en hoe veelerlei soorten van mensen daar toe te samen gevloeid zyn: om daar uit te konnen afleiden den oorsprongk van de overblyfselen, in onze jaarelykse Kermissen te bespeuren.
iii. Wyders, te onderzoeken, 1. Wanneer de voors. Kerkinwydingen begonnen hebben.
2. En wanneer men begonne hebbe | |
| |
die Kerkinwydingen jaarelyks te vieren. En of ze oorspronkelyk zyn van de gewoontens der Joden, en Heidenen.
iv. Hoe de Kermissen jaarelyks zyn misbruikt, en bepaald in de Nederlanden, en elders.
v. En eindelyk te overwegen, of, en hoedanig een goed gebruik, de Kristenen, en in 't byzonder de Protestanten, zouden konnen maken van het jaarelyks vieren van de Kermissen, te weten, ter gedagtenisse van de eerste inwydinge hunner Kerken.
ii. 't Was de gewoonte der Pausgezinden, de Kerken; die ze zouden beginnen tot den Godsdienst te gebruiken, met eenige plegtigheden in te wyden. Welke plegtigheden hier in meestal bestonden, en met deze omstandigheden verrigt wierden:
1. Met het inbrengen van eenige Reliquien, en Overblyfselen van eenige Martelaaren, en Heiligen, welke gemeenelyk geplaatst wierden onder de altaaren. En geen Kerk mogt zonder deze ingewyd worden. Jaa de Bisschop, die zulks be- | |
| |
stond, moest afgezet worden, volgens besluit van de zevende Kerkvergadering. Qui templum consecrat sine sanctis reliquiis deponatur, ut qui Ecclesiasticas Traditiones transgressus est. Can. 7. Zie vorder den Hoogleeraar Van Espen in jus Can. part. 2. tit. 16. c. 3. Waar by men nog aan te merken heeft, dat de nieuw gewyde Kerk doorgaans den naam kreeg van, of genoemd wierd naar den naam van dien Heilig, wiens Reliquien daar geplaatst wierden; En dat de zelve Heilig voor den Patroon dier Kerke gehouden wierd.
2. Met het bestryken van de nieuwe Kerk-muuren met zoogenaamde Heilige Olie.
3. Met het besprengen van wywater, zoo binnen, als buiten de kerk.
4. Met het vertoonen van de Heiligdommen, en H. Overblyffels der naastgelegene kerken, aan den volke, ten dien einde in de nieuwe kerk gebragt, welke, na het einidgen der inwydinge, weder gevoerd wierden ter plaatse daar ze van daan komen waren.
| |
| |
5. Met het doen van redenvoeringen, gebeden, dankzeggingen, aalmoessen, als Eusebius, die een ooggetuige is geweest, getuigd. Hist. Eccles. l. 10. c. 3. & l. 4. de vit. Constantini cap. 45. en het doen, en zingen der Missen. En mogten deze plegtigheden niet anders dan op Zondagen verrigt worden, volgens het Concilium Caesar-augustanum A. 688..
En van dit doen van de Mis is oorspronkelyk de naam van Kerkmis, dat is, de eerste Mis, gedaan ter inwydinge van de nieuw gebouwde kerk; en ten tweede, het jaarelyks Feest, dat ter gedagtenisse van die inwyding, en eerste Mis, wierd gevierd. Zie Kap. XXXI. A. (5).
6. Met het houden van openbaare Maaltyden, en gasteryen, eerst in de kerk zelf, die ingewyd wierd, naderhand daar buiten. Kap. XXXI. § x. Sidonius lib. 4. Epist. Waar van kwam het spreekwoord by de Neder-Gallen faire la ducace, d.i. volgens Du Cange, genio & ebrietati indulgere, of zyn hart ophaalen, goede cier maken, en de dronkenschap den toom vieren. in voce dedicatio.
| |
| |
Welke uitspoorigheden, te verre gaande, in meer als eene Kerkvergaadering verboden zyn.
En hier van schynen de Kermismaalen in de Nederlanden, en elders overgebleven te zyn. Want hoewel ze meer gemeenschap hebben met d emaalen op de jaarelykse vieringen der Kerkinwydingen gegeven, als § vi. getoond word, zoo trekken deze wederom uit de voors. maalen hunnen eersten oorsprongk.
7. Met Processien, en Ommegangen. Zie K. XXXI. § vii. bl. 420. enz. A. (6).
iii. Hier toe, of tot deze plegtigheden der Kerkinwydingen wierden verzogt de omleggende Bisschoppen, Priesters, enz. En vloeide het volk toe, niet alleen, dat onder dien Kerkban was, maar ook tot omgelege plaatsen, ja zelfs andere gewesten behoorde: naar dat de Heilig, naar wien kerk genoemd was, of de plaats, of andere omstandigheden berugt waren: zynde het volk by tyds door opene bullen, en beloften van aflaten voor 2, of meer jaaren, door de Pauzen daar toe gelast, en opgewekt.
| |
| |
Welken toeloop de geestelyke, en weereldlyke Heeren, yder op zyne plaats, en in zyn Gebied, tragtten te vermeerderen; de weereldlyke met Voorregten, met vrydommen van Arresten, enz. geduurende de dagen van dat Feest. Welke vrydommen nog meest overal stand houden, nevens het in-, en uit-luiden van het zelve, 't geen eertyds wierd te kennen gegeven met het opregten, en wegnemen van witte houte kruissen aan de ingangen der plaatsen, en Steden.
iv. Sedert wierd ook deze inwyding der Kerkekn jaarelyks, op den dag van yders inwydinge, gevierd; wanneer de Bisschoppen, of hunne Suffraganen, eens 's jaars op dien zelven tyd de kerken, onder hun opzigt, en gebied, gewoon waren te visiteren, en bezoeken, en zig op de huishouding, en het gedrag der Kerkelyken, en Gemeente te informeren, en desaangaande te laten onderrigten.
v. Deze jaarelykse aankomst der Bisschoppen, wierd vooral, sedert dat de zelve ook een weerelds gebied aannamen, | |
| |
verzeld 1. met een utierlyke pragt, en een gevolg van een groot getal Geestelyken, en dienaren, en anderen.
2. Welke veel voorraad van spys, en drank van nooden hadden, en meer dan sommige kleine Steden, en Dorpen konden leveren.
3. Waarom de kramers, en foetelaars, op deze feesttyden met hunne kramen, en ventwaren den Bisschop, en 't Hof volgende, om hen, van het geen daar ter plaatse mogt ontbreken, te voorzien, zig derwaarts begaven. Zie K. XXXI. §xii.
4. Tot dat de toevloed der menschen groot wordende, ook derwaarts allerlei Koopmanschappen gevoerd, en geveild wierden.
5. En eenige spelen, enz. tot vermaak des volks toegelaten. Kapittel XXXI. § xiiii.
vi. Gelyk nu, ter gelegenheid van de eerste Kerkinwydinge, jaarelykse Kermissen, en Feesten, en Maalen: Zoo zyn ook jaarelykse Kermissen, Processien, en maaltyden ingesteld, en jaarelyks gevierd, ter | |
| |
gedagtenisse 1. van eenige groote weldaad, of voornaame voorvallen;
2. Of eenig mirakel, en wonderwerk, waar van reeds voorbeelden bygebragt zyn Kap. XXXI. § vii. bl. 421. en 422.
vii. De bewyzen van de voors. stellingen, aangaande de Kerkmissen der Pausgezinden, hoewel de zelve in overvloed voor handen h ebben, gaan we, om in dit ons Byvoegsel niet te wydloopig te zyn, met opzet voorby, te meer, om dat 'er eenige in het voorgaande Hoofdstuk worden bygebragt.
viii. Dat het al zeer vroeg in gebruik is geweest de Kristen-kerken te consacreren, en tot den Godsdienst in te wyden, kan blyken uit de schriften van Eusebius, Hist. Eccles. lib. 10. c. 3. Althanasius Apolog. 2. ad Const. en Augustinus, by wien men gantse Kerkredenen vind, op zoodanige Feesten van Kerkwydingen gedaan. Dog dit raakt de eerste inwyding van ydere kerk.
Maar de vraag valt: Of het van ouds wel gebruikelyk geweest is jaarelyks de | |
| |
verjaaring van die eerste Kerkwyding te vieren?
Antw. Dog hoewel dit, waar van het jaarelykse vieren van onze Kermissen schynt gesproten, niet onwaarschynelyk mogt voorkomen, zoo is dit zelve ten opzigt van de byzondere Landschappen moeijelyker te bewyzen. De Hr. Van Espen, die dit onderzogt, heeft uit zeker oud Boek, door Vader Mabillon uitgegeven, aangetoond ten opzigt van Vrankryk, dat deze gewoonte van het jaarelyks vieren der eerste Kerkmissen aldaar in de Franse kerken had plaats gehad 1000 jaaren.
ix. Sommigen gissen, of den dag der eerste Kerkinwydingen jaarelyks te vieren niet gesproten zy uit zekere oude gewoonte, die blykt plaats gehad te hebben in de Kristelyke Kerken, te weten, van den dag van sommige Martelaaren alle jaaren met een ongemeenen toeloop te vieren.
Om dat men mogelyk weinig onderscheid tussen het jaarelyks vieren van de Jaargetyden der Martelaaren, en dat der | |
| |
Kerkinwydingen kan bespeuren. Want
1. De Kerken wierden dikwils over de graven, en by gevolg de Reliquien der Martelaaren gebouwd. Augustin Serm. 113. c. 2. Sozomenus lib. 8. Theodoretus Hist. Monast. Gelyk men getuigd, dat 'er een gebouwd was over het graf van Jesus door Helena, nog te zien, volgens Della Valla, in zyne reizen I. D. bl. 166.
2. Men kwam jaarelyks naar hunne Reliquien van alle kanten toevloeijen. Chrysoft. Orat. in S. Melet. Gregorius van Nysse Orat. in laud. 40. Martyr. & Orat. in Theodor. Martyr. Paulinus Natali 3. T. Felicis: item Natal. t. 2. 8. 9. Prudentius hymno de S. Hippol.
3. Men sprak alle van die Reliquien, dewelke aan 't volk getoond, en geëerd wierden.
Gelyk dit onder 't Pausdom nog geschied in het jaarelyks vieren van de Kerkwydinge.
4. En 't is aanmerkelyk, dat de Kerkwyding, en vervolgens het vieren van des zelfs verjaaring, doorgaans geschied | |
| |
is, en geschied, ontrent het Feest, en den sterfdag van dien Martelaar, of Heilig, wiens Reliquien in zoo een kerk zyn gesloten, en bewaard.
5. En dat de gedagtenis van de Kerkwydinge ook teffens is de gedagtenis van het plaatsen der vereiste Reliquien in de Kerk, die eertyds gewyd is, ten tyde van des zelfs inwydinge.
6. Op die jaarelykse Feestdagen, en byeenkomsten wierden by de graven der Martelaaren, om de gedagtenis van hunnen sterfdag te vieren, gastmaalen aangeregt, volgens Hieronymus Epist. 9. ad Eustoch. Gregorius in vita Gregorii Thaumaturg. Petrus Chrysologus Serm. 129. de Cypr. Hoewel Augustinus beweerd, dat dit maar op sommige plaatsen was ingevoerd, en dit aan de goede Kristenen niet toeschryft:
Quaecunque igitur adhibentur religiosorum obsequia in martrum locis, ornamenta sunt memoriarum, non sacra vel sacrificia mortuorum, tanquam deorum. Quicunque etiam epulas suas eo defe-
| |
| |
runt, quod quidem a Christianis melioribus non fit, & in plerisque terrarum nulla talis est consuetudo; tamen quicunque id faciunt, quas cum apposuerint, orant & auferunt, ut vescantur; vel ex eis etiam indigentibus largiantur; sanctificari ibi eas volunt per merita martyrum, in nomine Domini martyrum. De civit. Dei lib. 8. cap. 27. tom. 1. p. m. 917.
En had deze gewoonte meest plaats in Afrika, volgens Augustyn in 6. Confess. en 't geen Ludovicus Vives op deze voors. plaats heeft aangetoond p. 918.
7. Men verliep zig met 'er tyd op zulke byeenkomsten veelal in spyze, en drank, in brassery, en dronkenschap, tegen het oogmerk van de instellinge. Een misbruik, bestraft van Hieronymus: ‘'t Is al te ongerymd, zegt hy, dat men een Martelaar zouw willen eeren, door al te veel etens, die Gode behaagt heeft door zyn veelvuldig vasten.’
Jaa wierden deze maaltyden gevolgd van dansseryen, als blyken kan uit Chrysostomus Hom. 47. in S. Julian.
| |
| |
Zoo leeft men ook, dat de Priesters van Mars, by de Romeinen, de wapenen jarelyks omgedragen, en maaltyd gehouden hebbende, dansten. Zie Guthberleth de Saliis cap. 8. p. 112.
8. Eindelyk op deze Jaarfeesten der Martelaaren wierden gehouden vrye Markten. Basilius onderzoekt wat men te denken hebbe van de Jaarmarkten, die op de Feestdagen der Heiligen gehouden wierden; en of het den Monniken wel voegd hunne waaren aldaar te veilen, en venten. in Regalis interrog. 39, 40. en oordeeld Neen, om dat men de graven der Martelaaren alleen behoorde te bezoeken om aldaar te bidden, en om andere tot het navolgen van de Martelaaren op te wekken. En Gregorius Nazianzenus keurt het onbetamelyk, dat de feestdag van een Martelaar zouw besteed worden om koopmanschap te dryven. Orat. 8.
Jaa men vond plaatsen daar zulke Markten 30 dagen duurden. Zie Gregorius van Tours libr. 1. de gloria martyrum.
| |
| |
Als men nu deze voors. agt zaken, en de omstandigheden van het jaarelyks vieren van de jaargetyden, of sterfdagen der Martelaarne vergelykt met de omstandigheden, die plaats hadden in het jaarelyks vieren der eerste Kerkmissen, ter inwydinge der zelve Kerken gedaan, waar van hier §11. is gesproken, bevind men, dat de zelve zeer veel gelykenis hebben met elkanderen.
Waar uit zy dan met reden besluiten, 1. Niet alleen dat het jaarelyks vieren van den dag der inwydinge der Kerken, en de zoogenaamde Kerkmissen, zoo die sedert jaarelyks gevierd zyn, zeer veel overeenkomst hebben met het jaarelyks vieren van de feestdagen der Martelaaren. Maar ook
2. Dat het jaarelyks vieren der Kerkinwydingen uit het jaarelyks vieren van de sterfdagen der Martelaaren zyn oorspronk genomen hebbe. Zie verder hier van de Aanteek. op de Hist. van 't Utr. Bisd. II. D. bl. 492. enz.
x. Het zy hoe het zy met dezen oor- | |
| |
sprongk van deze Jaarelykse Feesten: 't Is zeker dat ze zeer lang in gebruik geweest, en gebleven zyn onder de Pausgezinden.
xi. En dat men de overblyfselen van deze feesten der Pausgezinden nog jaarelyks bespeurd in onze Kermissen: meestal eerst ingesteld ter gedagtenisse van de eerste inwydinge der kerk van die plaats, daar de Kermis gehouden word.
Of ter gedagtenis van den Martelaar, en zyn sterfdag, na wiens naam de kerk genoemd is: En nu by de Protestanten veranderd in openbaare Jaarmarkten.
Zoo dat het gene in der Pausgezinden Kermissen alleen een gevolg, en accidenteel, of toevallig was, het zelve in de Kermissen der Protestanten alleen is overgebleven, te weten zekere jaarmarkten, enz. Zie 't geen ik heb aangeteekend op Kap. XXV. § xv. A. (15.)
xii. Of nu de voors. Feesten, en Kermissen der Pausgezinden ingesteld zyn, in navolging van de inwydinge van de kerken der Heidenen.
Of die der Joden, waar van we het eerste | |
| |
voorbeeld hebben in Nehemias, en een ander in Judas Machabeus, waar van we reeds gesproken hebben K. XX. § iv. zullen we hier kortheids halven nog onderzoeken, nog bepaalen.
xiii. Dit is ondertussen zeker, dat het gebruik van de Kerken in te wyden, zelfs met gastmaalen, zoo wel by de Heidenen plaats had, als by de Joden: waar van het getuigenis van Plinius secundus alleen voor alle verstrekken kan, in een brief aan Faratus: Templum pecunia mea extruxi, cujus dedicationem, cum fit paratum, differre longius irreliosum est. Erimus ergo ibi dedicationis die, quem epulo celebrare constitui. d.i. ‘Ik heb een Kerk voor myn geld gestigt, welker inwyding, terwyl alles gereed is, langer uit te stellen, ongodsdienstig is. We zullen dan daar zyn op den dag der inwydinge, die ik voornemens ben met een gastmaal te vieren.’
En dat men by de Heidenen, zoo wel als Kristenen, op plegtige feesten gewoon was Ommegangen, en Processien te doen, | |
| |
en die gastmaalen te besluiten, als ik reeds getoond heb op 't voorgaande Kap. XXXI. § vii. A. (6). bl. 420. enz.
xiv. Deze voors. Kermissen, die in zulken toevloed van allerlei mensen eenigzins noodzakelyk van gasteryen verzeld gingen, welke dikwils opentlyk, en in de kerken zyn gehouden, wierden in vroege tyden al misbruikt, en verwekten de klagten der oude Kerkeleeraaren, Basilius, Gregorius, enz.
En de bepallingen der Kerkvergaderingen.
Want vermits de verjaaringen der Kerkinwydingen niet overal op den zelfden dag, nog week komen te vallen, en de mensen egter gewoon waren, elkanderen over en weder op hunne Kermis uit te noodigen, en dus een groot deel van den Zomer met diergelyke Kermismaalen, en vreugde zou worden doorgebragt, indien 'er niet tegen voorzien waar: Zoo hebben verscheide Synoden, ook van de naburige, en aangrenzende Landen, vastgesteld, dat alle Kermissen, of verjaaringen der Kerkinwy- | |
| |
dingen door de geheele Provincie, op eenen, en den zelfden dag zouden gehouden worden, als op welken de gedagtenis van de eerste Inwyding-mis der Hoofdkerke wierd gevierd. Te weten, in het Kamerlykse Sinode 1550, het Keulse 1536, het Doornikse 1589: hoewel het laatste dit bevel maar toepast op de Kermissen der dorpen, en voorsteden.
xv. Het zelve hebben de Vorsten der Nederlanden, voornaamelyk Karel de V. en Filip de IIde, ook geboden.
xvi. Jaa de ongeregelde gulzigheden, en dronkenschappen, vegteryen, en andere daar uit ontstaande misdaaden, gingen zoo verre, dat Keizer Karel de Vde, in de Nederlanden, en daar onder het Stigt van Uitrecht, Holland, Zeeland, en Vriesland, deze Wet gaf, dat de Kermissen niet langer dan eenen dag zouden duuren, op zekere boeten van 50 gl. te verbeuren by die gene, die de Kermissen langer zouden toelaten, en die ze langer zouden vieren. Plakaat gepubliceerd in Brussel den 7 Octob. 1531. waar van we | |
| |
meer zullen zeggen, daar van de dronkenschap gesprooken zal worden. Dit groot Plakaat is te zien by Pierius Winsemius, Historischryver van de Staaten van Vriesland, in zyne Kronyk van Vriesland 15. boek, luidende ten dezen deele aldus: Ende om te remedieren op de ongeregelde gulsigheid, en dronkenschappen, die dagelyks gebeuren in onse Landen, van herwaarts over, in diverse cabaretten, tavernen, en logysten, die gehouden worden bezyden weegs buiten Steden ende Dorpen, ende de regte openbare Heerbanen, ende in andere plekken, ook in de feesten, ende Kermissen, ende zonderlinge totte geschillen, doodslagen, en andere inconvenientien, daar uit procederende, hebben Wy gestatueert, ende geordonneert, statueren, ende ordonneren, dat alle de feesten, ende Kermissen in elk van onse Landen gehouden zullen worden op eenen dag, sulk als by ons, of onse voors. zeer lieve ende beminde Zuster, de Koninginne Regente, in onse absentie, by advys van de Gouverneurs, Raaden, ende Provinciale Regteren van de zelve
| |
| |
Landen, binnen vier naastkomende maanden, verklaart en geordonneert zal werden: ende dat de voors. feesten, ende Kermissen, maar eenen dag dueren zullen, op de verbeurte van vyftien Car. guldens, by de geene, ende elk van hen, die de voors. feesten en Kermissen, buiten, en langer dan den dag daar toe geordonneert, houden zullen, ende insgelyks by de gene, en elken van hen, die tot 'er voors. Kermissen komen zullen, ende zoo dikwils dat gebeuren zal.
Een diergelyke Ordonnantsie is 'er in 't jaar 1692, den 5 April, uitgegeven door den Bisschop van Luik. Waar op de Auteur van de Aanteekeningen op het Batavia Sacra, dit verhaald hebbende, aanteekend: Maar alles bestaat zoo zeer niet in 't maken, als in 't onderhouden van goede Wetten. II. D. bl. 496.
xvii. Egter kan men, zelfs by de Protestanten, van die Feesten dat goed gebruik maken, dat men op die tyden met dankbaarheid gedenke aan het begin van de prediking van het Evangeli aan onze | |
| |
voorouderen, die eerste Heidenen geweest zyn, in openbaare gebouwen, en Kerken, die toen aan God, en den Kristelyken Godsdienst geheiligd, en ingewyd zyn. Het welk in deze Landen meer dan 700 jaaren naa de geboorte van Kristus eerst begonnen is; hebbende de voorouderen zoo lang verslaaft geweest aan de Heidense Afgoderye dezer Landen; die ze hier eertyds zoo hardnekkig aankleefden, dat de zelve Afgodendienst in deze Gewesten niet dan met geweld, en te vier, en te zwaard geheel gedempt, en in plaats van dien de waare Kristelyke Godsdienst ingevoerd, aangenomen, en gevestigd is.]
|
|