Nederlands displegtigheden. Eerste deel
(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling– Auteursrechtvrij
[pagina 256]
| |
[Inwyding-maalen: van Hoogepriesteren, en Priesteren, by Joden, Heidenen, en Kristenen; Inwyding-maalen der Pauzen, Priesteren, Monniken, en Nonnen. Promotie-maalen. Ridderslaan, en Ridder-maaltyden: Keerlslaan, en Keerl-maaltyden. Intreê-maalen in Kollezien van Politike, en Judicieele Jurisdictie, enz. in Krygsraaden, Inwyding-maalen der Militeere, of Krygs-, en Burgerschuttery-Officieren. Intrede-maalen in Gildens, enz. in Nederland gebruikelyk.][i. Na de Kindermaalen konnen gevoegchelyk volgen die maalen, waar mede de zelve kinderen, tot hunne jaaren gekomen, en zig tot zeker beroep, ampt, bediening, enz. geschikt, en bekwaam gemaakt hebbende, tot dat be- | |
[pagina 257]
| |
roep, ampt, of bediening worden ingewyd. 't Was van ouds de gewoonte, wanneer iemant ingewyd wierd als lid van zekere Orde, Kollegie, of Kunstgenootschap, aan die zelve Orde, dat Kollezie, of Genootschap, als dan een maal te geven. ii. Stuckius, deze gewoonte van, niet alleen by het aannemen, maar nederleggen van een Ampt, een maaltyd te geven bevestigende, merkt aan, dat het zelfs by veelen een zeer slegte, en verderfelyke gewoonte was, om door het geven van gastmaalen tot aanzienelyke Ampten te komen. Vorder, dat deze gewoonte wel plaats had by de Romeinen, maar door strenge wetten was te keer gegaan ‘Maar, zegt hy vorder, wat spreek ik van de Romeinen?’ Hedendaags is by de Kristenen niets meer gemeen. Waar door het gebeurd, dat de onbekwaamsten, en onwaardigsten tot de beste, aanzienelykste, en voordeeligste ampten gevorderd werden; welke zy vervolgens, tot de meeste schade, en schande van den Vaderlande, tot wellust, | |
[pagina 258]
| |
overdaad, woeker, en eindelyk tot allerlei schandelyk, en oneerlyk gewin (dum sumtus, quos in muneribus epulisque illis fecerunt, resarcire student,) terwyl ze de onkosten, aan die Ampten, en maaltyden te kost gelegd, pogen te verhaalen) zeer opspraakelyk misbruiken. Waar op hy aldus besluit: Esset itaque vehementer optandum, ut turpis haec atque nefaria Ambiendi ratio atque confuetudo severis legibus coërceretur, d.i. ‘'t Waare derhalven zeer te wenschen, dat die schandelyke, en gruwelyke manier, en gewoonte van kuipen, door strenge wetten beteugeld wierde.’ Ant. conv. l. 1. cap. 18. Dog of, en hoe verre zoodanige wens mogte toepasselyk zyn, of konnen te pas gebragt worden in de Nederlanden, en Holland in 't byzonder, laten wy aan het oordeel van anderen. III. Van de inwydingmaalen vind men al vroeg voorbeelden onder veelerlei volken. De inwyding van den Hoogen-Priester, en van andere Priesteren by de Joo- | |
[pagina 259]
| |
den, wierd gevierd, onder de zoonen van Aäron, met offeren, en maaltyden, zeven dagen lang, volgens Gods instelling. Exod. XXIV. Lev. VI. en VIII. iv. By de Romeinen muntten ook in pragt uit het inwydingmaal van den Heidensen Hoogen-priester, waar van men een beschryving ziet by Macrobius III. Saturn. 13. En van andere Priesteren onder de Heidenen, volgens Plinius lib. 10 c. 10. Varro lib. 3. de re rustica. Horatius, Od. XIV. Vide & Bacc. de conv. ant. l. 1. c. 2. v. De Saliërs, Priesters van Mars, by de Romeinen, welke gewoon waren uitmuntende maalen te geven op de jaarelykse feestdagen, op welke (Anciliorum circumgestatio fiebat) het omdraagen van de uit den hemel gedaalde wapenen van Mars geschiedde (in diervoegen, dat het een spreekwoord werd, om door coenae Saliares pragtige, en kostelyke avondmaalen te verstaan, volgens Festus. Vide & Hor. l. 1. Od. 37. & Auson epist. 9. vs. 13. & Symmach. l. 1. epist. 23.) hadden ook de gewoonte van, als iemant in hun Kol- | |
[pagina 260]
| |
lezie wierd ingewyd, dat zelve Gezelschap met een Inwyding-maal te doen onthaalen. Waar op Horatius ziet lib. 11. Od. 14. Absumet haeres Caecuba dignior &c. Vide, sis Gutberlethum de Saliis, cap. 27. vi. Hier van schynt afgekomen, en hier mede schynt zelfs in pragt overeen te stemmen het Inwyding-gastmaal van den Roomsen Opperpriester, of Paus, met welk hy op den dag zyner krooninge, de Kardinaalen, Bisschoppen, en anderen, heerlyk onthaald. Van hoedanigen maaltyd, dezelfs tafelen, zitplaatsen, rang der gasten, disgeregten, en plegtigheden, een zeer naauwkeurige beschryving te vinden is by Stuckius. d. l. c. 18. p. 70, 71. vii. Als ook de inwyding gastmaalen der Roomse Priesteren op dien dag, op welken zy hunne eerste Mis doen, welken dag zy niet min naauwkeurig, dan hunnen Geboortedag gewoon zyn te vieren. Polydor. Virgil. l. 5. c. 1. viii. Waar by men voegen kan de Inwyding-maalen der Monniken, en Nonnen, | |
[pagina 261]
| |
of Klooster-broederen, en zusteren die bruiloften genaamd worden. Zie K. XIV. §9. en met geen minder overdaadige, en verkwistende gasteryen, en dertele, en ongebonde spelen, dan sommige bruiloften gevierd worden, volgens den meergemelden Stuckius d. p. 70. ix. Hevig vaard de zelve Stuckius tegen de onorde, en het misbruik dier maalen, uit. O auspicia in auspicata! &c. o consecrationes (seu pergraecationes potius) diras! &c cum qualia sunt rerum principia, tales plerumque exitus consequantur: Mirum itaque profecto non est totam quoque reliquam plurimorum sacerdotum vitam, talibus initiis sive initiationibus similem, hoc est non religiosam, quam gulosam, ebriosam, flagitiosamque existere, ita ut & ipsi antiquis illis Romanorum Pontificibus, &c. Saliis atque Lupercis, & illorum coenae luxuriosissimae illis antiquis Pontificalibus, &c. atque Saliariis coenis optimo jure comparandae esse videantur &c. | |
Promotie-maalen.x. By de inwyding-maalen teld ook Stuckius de Hooge School-, en Akademiemaalen, gegeven by den genen die den | |
[pagina 262]
| |
Trap van Meesterschap in deze, of gene Faculteit beklimt. Van welke maalen, zoo als die in Duitsland gegeven worden, by de overdaad, en ongebondenheid zoo wel bestraft, als beschryft. Wat de overdaad, en ongebondenheid van diergelyke maalen belangt; ik zal niet onderzoeken, of die plaats hebbe in de Vereenigde, en andere Nederlanden: Maar alleen zeggen, dat de Promotie-, of die Inwyding-maalen in de Nederlanden nog niet buiten gebruik zyn. Inzonderheid in Brabant, alwaar op de Universiteiteit te Leuven nog in gebruik zyn kostelyke, en pragtige Promotie-maalen, wanneer iemant tot Doctor gepromoveerd werd. De kosten van welke maalen, tot welk, men zegt, dat ook alle Doctores, aldaar gepromoveerd, werden genoodigd, op zeer hooge sommen begroot worden. Welke kosten mogelyk oorzaak zyn, dat aldaar de meesten zig vernoegen met den Gradus Baccalaureatus, of Licentiatus, en zeer zelden den Gradus Doctorats pogen te erlangen. | |
[pagina 263]
| |
En hoewel men ook van Holland kan zeggen, dat de Promotie-maalen, hoewel niet zoo opzigtig nog kostelyk, aldaar niet buiten gebruik zyn: Egter heeft men aan te merken, dat sommige der zelven wel eer op 's Lands Hooge School te Leide met ongemeen plegtigheden plagten gehouden te worden, te weten na de toen zoo genaamde openbaare Promotien, wanneer de Gepromoveerde, gekleed met een zwarten zyden damasten Tabbert, met fluweele opslagen (na dat hem de Promotor het boek zyner Faculteit, eerst open, en dan gesloten, voorgehouden; een gouden ring aan zyn voorsten vinger gestoken; een fluweele Bonnet op het hoofd gezet; en eindelyk de regterhand gegeven had) tussen den Rector magnificus, en Promotor, alle den Professoren met hunne Tabbaarden volgende, t'huis geleid wierd, volgens het XXXIII. Art. van de Wetten, en Statuten van de Universiteit te Leiden, van den 1 Oct. 1631. Gr. Plakaath. 1 vol. 289. bl. | |
[pagina 264]
| |
Hoedanige maaltyden, zoo wel als die manier van Promoveren, hedendaags aldaar buiten gebruik schynen geraakt te zyn. xi. Gelyk het de manier was by de Germaanen, en Batavieren, jongelingen, genegen ten dienste van 't Land de wapenen te voeren, aan de Staatsvergadering aan te bieden; welke daar op, na de bekwaamkeuring met schild, en Framée vereerd wirden: Tac. de M.G. XIII. Zoo meend men, dat zoodanig een zyne gelukwensende vrinden, enz. te dier gelegenheid met zeker Inwyding-maal onthaald hebbe. De geleerde Spelmannus, van de eerste gewoonte gesproken hebbende, bevestigd de laatste onmiddelyk aldus: Lautius deinde epulatum est, & ab amicis undique gratulatum. Glossar. archaiolog. in voce, miles. | |
Ridderslaan, en riddermaaltyden.xii. 't Was eertyds de gewoonte, dat die gene, die Ridder wierd geslaagen, en tot zekere Ridderoorde aangenomen, | |
[pagina 265]
| |
eenige dagen Hoveerde, Hof, en ope tafel voor den Aadel hield. We zullen maar een voorbeeld van een der Hollandse Graven bybrengen, te weten van Koning Willem, toen hy in 't jaar 1248 Ridder wierd geslaagen van den Koning van Bemen, ontfangende enen groeten slagh, mit enen gulden sweert in sinen hals. Van welke plegtigheden, daar by gebruikelyk te zien is de Kronyk van Holland, Zeel. en Vriesl. door Johan Veldenaar, die in 't breede beschryft, hoe dat dese edel Coninc Ridder wert, en wat die Ridderorde in heeft, ende hoe hi als een Korsten Prince, mit groter hoger feesten aangenomen heeft, ende beloeft heeft aan te houden die eerlice Ridderorde, bl. 34. naa welke beschryving hy, aangaande het Ridderslag-feest, en den Ridder-maaltyd dit verhaal doet: Ende als alle deses aken so feestelic gedaen waren, ende deze nywe Ridder Misse had gehoert, so dedi hi syn trompen, ende syn tambueren slaen, ende stac mit speren driewerf tegens des Coninc Soen van Bemen. Ende daer na sloegen si toernoy mit blanken | |
[pagina 266]
| |
sweerden. Ende hielt Hof 3 dagen lanc in groten eersamen coste, ende begifte alle die die Princen met milde gaven in eersaemheyden. bl. 37. Het schynt dat deze Ridder teffens ten Rooms Koning verkoren zy, want hy laat 'er onmiddelyk op volgen: Die Cardinael schreef den Paus eenen brieff, alle dinc alsoe als daer geschiet was, ende seynde hem die mit enen snellen bode. Ende die Paus, die hier in verblyt was, dat hy dese maer vernomen had, ende was seer wel te vreden, dat dese jonghe Prince gecoren was tot enen Roemsen Coninck. Als dese gecoren Coninc dre daghe lanc Hof, ende Feest gehouden had, op ten ivden dagh soe toech dese nywe Coninc voer die Stadt van Aken, ende beleyde die allom, ende verwachte den tyd, of hem yement had willen bestryden om die Keiserlike Croen hem of te winnen, bl. 38. enz. En vorder verhaald hebbende hoe dat hem de gulde Kroon werd opgezet door den Coninc van Beem, des Keysers Schenker, besluit hy deze plegtigheden aldus: Ende als dese hoechtyt gheeyndt was, sohielt die | |
[pagina 267]
| |
Coninck hogen Hoff, een vol weke lanc, mit groter heerlicheyt. bl. 40. | |
Keerlslaan, en keerl-maaltyden.xiii. Van deze manier van Ridderslaan, en Ridderslag-maaltyden, schynen de overblyfsels nog bespeurd te worden in Zweden, en andere Noordse Gewesten van Europa, in den Kerlslag, en Kerlmaaltyden. Waar in nogtans dit verschil is, dat de Kerlmaaltyd gegeven werd, niet by den genen, die Kerl geslagen werd, maar die Kerl, Keerel, of Karel slaat. Te weten, als een dienaar zyn Heer aldaar eenige gezette jaaren getrouw, en wel gediend heeft, regt de Heer een traffelyken maaltyd aan, voor zyne, en des dienaars vrinden, daar op genoodigd wordende. Dezen vergaderd zynde, doet de Heer aan de zelve een korte aanspraak, meldende de goede, en getrouwe diensten van zynen dienaar, en dat hy ter erkentenisse van de zelve van voornemen is hem (volgens de gewoone spreekwyze) tot een Keerl te maken, d.i. dat hy wil, dat | |
[pagina 268]
| |
hy voortaan zig zelfs zal wezen. Dat gezegt zynde, neemt de Heer een rapier, of degen in de hand, slaat daar mede den dienaar om de ooren, en schenkt hem den zelven degen, met deze bygevoegde reden: Dat hi hem dus stelt op syne vrye voeten, ende ontslaet uyt synen dienst; op dat hi uyt den slach soude leeren alles altyt van syn Heer te verdragen, hoe swaer ook, of onaengenaem het hem soude moghen wesen; ende uyt den geschonken degen, dat hi hem, als een rechtschaffen keerl tegen alle andere, die hem voertaen souden willen verongelyken, beschermen mochte, en verweeren. En de Hoogleeraar van Boxhorn meend, dat de voorgemelde halslag der Ridderen geene andere beduidenis, nog reden hebbe. Zie zyne Aanteekeningen op de Kron. van Veldenaar bl. 60, 61. en van de beteekenissen van Keerl, of Kaarl. Spelmanni glossar. archaiolog. in Karle Ceorlus, Schilteri Thes. antiq. Teuton. tom. 3. Glossar. in Carl, Karle, Keorle. | |
[pagina 269]
| |
xiv Ook was het een oud gebruik in veele plaatsen der Nederlanden, dat, die verkoren wierd tot een Lid van de Regering, of deelgenoot van Politike, of Judicieele Jurisdictie, zeker inwyding-maal gaf. Daar van vind ik een blyk in de oude Keuren van Zwol, met de hand op Francyn geschreven. ix b. xxi. Art. | |
Schepenen op Sanct Pauwels dach des avendes te teren.Item, op Sanct Pauwels dach des avendes, als men op 't wynhuys myt den nien Scepenen teert, soes al men elc eyne q.Ga naar voetnoot* wyns voer setten, die hy selvest gelden Ga naar voetnoot† sal: meer die Stat geld voer Scepenen, ende Rait, ende de vromde gaste, dat eerlyke luede synnen, wyn toe drinkene pleghen, ende dair toe allen den onraet Ga naar voetnootⵜ aldaer verdaen woirt, ende soe voele in 't vast alst dye Scepenen bedunkt, nae groetheit der matscap. Diergelyke plegtige maaltyden onder de Heeren van de Regering, na het verkiezen, en beëedigen van de Nieuw ver- | |
[pagina 270]
| |
korene Leden, Burgemeesteren, Vroedschappen, Schepen, enz. zyn nog in gebruik in Holland, en byzonder binnen de Steden Delft, en Gouda, ontrent het begin van het Nieuwe Jaar, enz. Als ook onder die gene, welke tot Vry-, of Ambagts-heeren van eenige Heerelykheden worden in gehuldigd, naa dat ze door hunne ingezetenen plegtiglyk zyn ingehaald, en veeltyds met eerschoten verwelkomd. En waren sommige Kollezien gewoon ter maaltyd onthaald te worden van den genen, die als Lid van het zelve zy intrede deed, of geinstaleerd wierd. xv. Waar by men voegen kan de maalen, die gegeven werden by de Militaire Officieren, ter gelegenheid van hunne instalatien: als ook in Steden van Holland by Burger-Kapiteinen, Luitenants, Vaandrigs, enz. na dat ze plegtiglyk zyn ingewyd, en met eerschoten begroet. Hoedanige onthaalingen in sommige Steden van Holland door Keuren geregeld zyn. Zie Verzaameling van de Keuren | |
[pagina 271]
| |
van Rotterdam, en daar onder Ordonnantie op de Burgerwagt, van den 31 Decemb. 1714. tit. Bien venues. Art. CI. tot CVI. Enz. xvi. Als ook de inwyding-maalen, waar mede die gene, die hun proef gedaan, en de goedkeuring der Hoofdluiden van zekere Gildens verkregen hebben, en als leden tot zeker Broederschap, of Meesters in zeker Gild worden toegelaaten, de voors. Hoofdluiden, enz. gewoon zyn te onthaalen. Welke gewoontens hier en daar ook door Keuren bepaald zyn. |